Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/632

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
104
LICHTBEELDEN.

deze gaan wij thans, om niet te uitvoerig te worden, met stilzwijgen voorbij.

Het zijn derhalve niet de meest lichtgevende stralen, die de sterkste scheikundige werking hebben, maar veeleer zijn het andere stralen, andere trillingen des ethers, die, met de lichtgevende trillingen vermengd, de eigenlijke oorzaak zijn van de meer genoemde kleursveranderingen in het chlorzilver. Dit zoo zijnde, kan het ons dan ook minder verwonderen, dat er middelen bestaan, om die scheikundig werkende stralen van de overige af te scheiden. Laat men zonlicht vallen door een geel gekleurd glas, dan gaat een goed deel der lichtgevende stralen daardoor heen, terwijl daarentegen de scheikundig werkende worden buiten gesloten. Men zoude kunnen zeggen: eene plaat van geel glas is doorschijnend voor een gedeelte der eigenlijke lichtstralen, maar ondoorschijnend voor die, welke alleen eenen scheikundigen invloed uitoefenen.

Evenzoo zijn er sommige soorten van licht, bepaaldelijk lamp- en kaarslicht, die nagenoeg geene scheikundige werking hebben, in weerwil dat zij toch tamelijk wel verlichten. Inderdaad is zulks voor de praktische photographie van het hoogste gewigt. Bestonden er geene middelen om de scheikundig werkende stralen buiten te sluiten, met behoud van de lichtgevende, of had alle licht een even sterken scheikundigen invloed als het licht der zon, dan zoude een groot deel der handelingen van den photograaph in het duister moeten geschieden, en men mag zelfs wel aannemen, dat in dit geval de kunst om lichtbeelden niet alleen te doen ontstaan, maar ook blijvend en duurzaam te maken, nimmer zoude uitgevonden zijn, en althans nimmer den trap van volkomenheid bereikt hebben, waartoe zij thans geraakt is.

 

Tot zoover reikte de kennis in het begin dezer eeuw. Men wist, dat het chlorzilver en andere stoffen door zekere stralen, in het witte zonlicht bevat, eene kleursverandering ondergaan. Wat wonder, dat sommigen op het denkbeeld kwamen, om daarvan partij te trekken. Werkelijk hebben in 1802 wedgwood en de beroemde humphrey davy zulks beproefd. Het gelukte hun lichtbeelden te doen ontstaan