Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/690

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
162
HOE MEN IN HET JAAR 1618

zij in het gezigt der aarde heeft doorgeloopen, de rigting en ligging van hare baan berekend, ja zelfs gepoogd den afstand te gissen, tot welken zij zich van de zon zal verwijderen, en den tijd, dien zij noodig zal hebben om haren geheelen omloop te volbrengen.

Ook in het jaar 1618 verscheen er eene groote en, zooals men zich toen uitdrukte, eene "schrikkelyke" komeet, die door haar langen staart de algemeene aandacht tot zich trok, ja die alom eene bange vrees verspreidde. Ook toen was het niet alleen de onkundige menigte, die met angstige verbazing dat hemelteeken aanschouwde; maar zij werd ook door de beroemdste sterrekundigen van dien tijd, door eenen keppler te Linz, door eenen longomontanus te Kopenhagen, door eenen snellius te Leyden en door vele andere beoefenaars der sterrekundige wetenschap waargenomen.

Het ligt geheel niet in mijn plan de resultaten dier waarnemingen op te geven en de berekeningen mede te deelen, die men aangaande de komeet van 1618 met mindere of meerdere waarschijnlijkheid gemaakt heeft. Ik wenschte in dit opstel mij daartoe te bepalen, dat ik in een sprekend voorbeeld aantoon, hoe men in 1618 over kometen dacht en schreef. De vergelijking van de wijze, waarop men toen en nu over zulke verschijnselen aan den hemel sprak en schreef, zal ons den verbazenden vooruitgang doen kennen, die ten opzigte van de beschouwing der hemelverschijnselen, zoowel bij het volk als bij de sterrekundigen, heeft plaats gehad.

 

Vooraf dien ik te verhalen, wat mij aanleiding gaf om bij dit onderwerp de aandacht te bepalen. In de Groninger courant van den 20sten October 1858 kwam eene mededeeling voor van den heer w. eekhof, waarin hij onder anderen berigtte, dat er in het stedelijk archief van Leeuwarden een oorspronkelijke brief aanwezig was van nicolaus mulerius, hoogleeraar te Groningen, vroeger rector aan de latijnsche school te Leeuwarden, van den navolgenden inhoud:

"An die Ernphesten, Wysen Heeren, Mynheeren de Borgemeesteren ende Raadt der stadt Leeuwerde.

"Ernphesten, Wysen, seer Voorsienige Heeren.

"Also ick dit clein tractaetke van die groote en ongewoon comeet