Zoo geeft men op, dat de stammen van Ficus elastica, eene der planten waaruit Caoutchouc verkregen wordt, in hun geboorteland veel meer dikvloeijend melksap opleveren dan in onze broeikassen. Zoo heeft men opgemerkt, dat het melkvocht van den Vijgeboom, van den Melkdistel (Sonchus oleraceus) dikvloeibaar, taai en kleverig is bij warm en droog weder, en veel waterachtiger kort na een overvloedigen regen. Om die zelfde reden schijnt het vocht des middags troebeler te zijn dan des avonds.
Wanneer men een droppel van het melksap door het mikroskoop beschouwt, dan bespeurt men alras de oorzaak dier troebeling. Zij is dezelfde als bij de melk. Men ziet namelijk in de vloeistof eene tallooze menigte kleine, meest ronde, doorschijnende ligchaampjes drijven, ongeveer evenzoo als men de boterbolletjes in de melk drijvende ziet bij behoorlijke vergrooting. De grootte dezer bolvormige ligchaampjes is voor onderscheiden planten ongelijk. Gewoonlijk zijn zij uiterst klein. Van de grootste, zoo als zij onder anderen bij het melkvocht van den Pisangboom (Musa paradisiaca) voorkomen, zou men er ongeveer 250,000 op de oppervlakte van 1 vierk. Ned. duim kunnen hebben. Het melksap dezer plant vertoont zich bij eene 250malige vergrooting, zooals in fig. 1 is afgebeeld.—Bij vele andere planten daarentegen zijn die bolletjes veel kleiner. Zoo zou men b.v. bij de onderscheidene soorten van Vijgenboomen (welker melksap in fig. 2 vergroot is afgebeeld) het genoemde getal dier kegelvormige
Fig. 1.
Fig. 2.
ligchaampjes reeds binnen de oppervlakte van 1 vierk. Ned. streep kunnen begrenzen.
Deze kleine kogeltjes vormen nu gewoonlijk, hetgeen men Caoutchouc noemt. Wanneer zij zich aaneenhechten en van de vloeistof afge-