Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/758

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
230
HET MELKSAP DER PLANTEN.

of naauwer, over welker wezenlijken aard veel getwist is geworden. Het is welligt niet ongepast, ook hierop een vlugtigen blik te werpen.

Wanneer men den stengel of den wortel van de stinkende gouwe overlangs midden doorsnijdt, dan bespeurt men reeds met het bloote oog gele strepen, welke de vaatbundels begrenzen. Bij eene behoorlijke vergrooting ziet men het melkvocht aldaar besloten in min of meer cilindervormige, afgesloten ruimten, die meestal evenwijdig met de as der plant voortloopen, en meer of min aan elkander sluiten. Gewoonlijk volgen deze de vaatbundels in hunnen loop, niet alleen in stengel en wortel, maar ook in het blad, alwaar zij de vaten begeleiden, die door hunne vertakkingen de bladnerven of aderen doen ontstaan. Fig 4
Fig. 4. (135 maal vergroot)
In den stengel, en vooral in den wortel van de salade- en endyvieplant, van de paardebloem en melkdistel, vindt men desgelijks op bepaalde plaatsen in het celweefsel (meer nabij den omtrek dan digt bij het midden gelegen) kortere of langere kanalen met het troebele vocht gevuld. Deze kanalen loopen in grooter of kleiner aantal evenwijdig naast elkander, en vertakken zich op onderscheiden plaatsen, maar eindigen gewoonlijk blind. Van deze wijze van verspreiding kunnen de lezers van het Album zich eenige voorstelling vormen door middel van fig. 4, waarin eene sterk vergroote afbeelding is gegeven van een klein gedeelte van het celweefsel uit den wortel der Paardebloem, zooals het zich bij eene overlangsche doorsnede vertoont. Men vindt hier de melksapvaten aangeduid door de zwartere gedeelten, welke tusschen het doorschijnend celweefsel doorloopen en zich vertakken.