Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/773

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
245
HET MELKSAP DER PLANTEN.

thans zeldzamer zijn geworden, omdat de caoutchouc nu veelal in dikke platen en blokken, of ook wel in luchtdigt gesloten vaten als vloeistof wordt aangevoerd.

De gebrekkige wijze van inzameling veroorzaakt, dat de Caoutchouc, welke oorspronkelijk wit is, als eene zwarte stof, die nog dikwijls met zand en allerlei andere stoffen verontreinigd was, in den handel komt.

De voorraad van Gom-elastiek is in Amerika zeer groot. De Siphonia komt in onmetelijke wouden algemeen voor van Mexico tot aan Brazilië, terwijl bovendien onderscheidene andere gewassen, welke evenzoo caoutchouc opleveren, zooals Collophora utilis mart. en Hancornia speciosa mart. in Brazilië gansch niet zeldzaam zijn.

In Oost-Indië, de tweede hoofdbron van caoutchouc, zijn het daarentegen grootendeels Urticeén, welke ons deze nuttige stof verschaffen, vooral de Ficussoorten of Vijgenboom en, welke op al de eilanden van den Oost-Indischen Archipel algemeen voorkomen. Op Sumatra, Java, Borneo zijn groote uitgestrektheden met Ficus elastica en aanverwante soorten als overdekt, en vooral de Engelsche koloniën, waarvan Singapore het uitgangspunt is, zijn eene rijke bron van caoutchouc. Wij vinden in onze broeikassen die planten ook aanwezig. Ook uit deze wordt eenig caoutchouc verkregen, maar het is niet die overvloedige, spoedig stollende massa, welke de keerkrings-gewesten opleveren. De bij ons geboren caoutchouc gelijkt meer op Vogellijm of Viscine. Want al kunnen wij ook in onze kassen eene hooge temperatuur voortbrengen, wij zijn niet in staat de gloeijende stralen der keerkringszon te vervangen, en, gelijk de Europeaan onder den evenaar, zonder terstond te ontaarden, een ander wezen wordt, zoo omgekeerd ook de planten, die wij uit die heete gewesten naar onze stookkassen overbrengen.

Reeds lang is de Caoutchouc in Europa bekend, doch wie het eerst die belangrijke stof heeft overgebragt, is niet volkomen uitgemaakt. Gewoonlijk neemt men aan, dat wij zulks verschuldigd zijn aan la condamine, een Fransch geleerde, die door de Akademie naar Zuid-Amerika was gezonden om graadmetingen te doen, en bij zijne terugkomst in 1736 de eerste berigten daaromtrent aan de Fransche Akademie mededeelde, welke hij later in 1751 na eene tweede reis nog uitvoeriger gaf.