Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/818

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
290
DE MOL EN ZIJN ONDERAARDSCH HUIS.

een weinig slanker. Doch het grootste verschil ziet men in de vleeschlappen, die bij dit dier rondom den snuit zitten, als voelers dienen, en, wijl zij eenigzins op eene ster gelijken, aanleiding gegeven hebben tot den naam van het dier. Hij is ongeveer 4 duim lang, heeft een zwartachtig bruinen pels, geen uitwendig oor en zeer kleine oogen. De rolronde staart wordt, door het dier te droogen, knobbelig, wat men voorheen voor den natuurlijken toestand hield.

De beroemde Afrikaansche gouden mol, Chrysochloris capensis, die aan de Kaap de Goede Hoop leeft en daar de plaats van onzen mol bekleedt, heeft zijn naam ontvangen ten gevolge van eene bijzonderheid, die overigens bijna zonder voorbeeld is in de geheele klasse der zoogdieren, namelijk de schitterende glans der haren, als van metaal. Zijne gedaante is als die van onzen mol, maar hij is veel kleiner; de kop is breed, kegelvormig, en de stompe, breede snuit is zeer bewegelijk. Ook dit dier heeft men voorheen voor blind gehouden, hoewel zijne oogen zeer helder en goed zigtbaar zijn. Ook de gouden mol der Kaap graaft gangen en werpt molshoopen op. In tuinen en velden doet hij daar soms veel schade: de Hollandsche kolonisten vervolgen hem daarom vlijtig. Reeds lang is dit schoone dier bekend, en in bijna alle plaatwerken over de natuurlijke historie van de Kaap ziet men hem afgebeeld en beschreven, zoodat wij de vrijheid nemen den lezer, die meer bijzonderheden van hem verlangt te weten, daarheen te verwijzen.

Wr.