Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/841

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
313
SEPTMONCEL.

verder te gaan, zoo ongelijk is er de weg en het voetpad, dat tusschen de huizen naar de kerk loopt. Doch die ruwe steenen en die door den regen veroorzaakte uithollingen deren de inwoners niet; de reiziger, aan wien wij dit berigt ontleenen, was er op eenen Sacramentsdag, maar niet alleen de kerkgangers, ook eene plegtige processie traden over de hoogten en laagten met hetzelfde gemak als hadden zij eene effen geplaveide straat onder de voeten. Men moet het slechts gewoon zijn! Had men er ook behoefte aan beter straten, dan kon er ligt het gemeente-bosch in de nabijheid voor aangesproken worden, dat op eene waarde van 400,000 fr. begroot wordt. Maar de Septmoncellers hebben ook in dit opzigt weinig behoeften.

Het plaatsje heeft omtrent 1400 inwoners, die, even als de ingezetenen van een aantal omliggende buurten, gezamenlijk ten getale van omtrent 3500 zielen, hoofdzakelijk hun bestaan vinden in het slijpen en polijsten van echte en valsche edelgesteenten, alleen diamanten uitgezonderd. Men vindt er echter niet, zoo als te Amsterdam de diamantslijperijen zijn, nette, doelmatig ingerigte, van stoomkracht voorziene werkplaatsen in het groot; maar elke Septmonceller werkman arbeidt in zijne eigene woning, in het klein, met hoogst eenvoudige werktuigen. Met behulp van deze worden niet alleen de door de natuur voortgebragte edelgesteenten bewerkt tot alle vormen, in welke de juwelier ze begeert te ontvangen, maar ook dezelfde bewerking toegepast op die voortbrengselen der kunst, in welke men het thans zoo ver heeft gebragt, dat het echte van het nagemaakte slechts door het geoefende oog van eenen kenner te onderscheiden is. Daar dien ten gevolge het dragen van 't geen althans den schijn van juweelen heeft, in onze dagen binnen het bereik is van duizenden, die zich het aanschaffen van dergelijke kostbaarheden vroeger moesten ontzeggen, heeft daardoor de arbeid, die te Septmoncel wordt uitgeoefend, eene ongeloofelijke uitbreiding gekregen, zoowel wat de voorwerpen zelve, als de wijzen van bewerking betreft. Het ligt dan ook in den aard der zaak, dat men in die eenvoudige houten hutten, ginds op het Jura-gebergte, beter wordt ingelicht aangaande de eigenschappen der edelgesteenten en van 't geen men er voor wil doen doorgaan, dan in het beste mineralogische kabinet, waar alles liggen blijft in den toe-