Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/853

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
325
UITVINDINGEN OP NATUURKUNDIG GEBIED.

omdat binnen hare muren de uitvinding plaats greep, dreigt een voor eenige jaren op last van het stedelijk bestuur in hardsteen gegrift opschrift eene der bedoelde dwalingen te bestendigen en aan het nageslacht over te leveren.

Het volgende zal, naar wij vertrouwen, strekken om deze zaak in het ware licht te stellen, door aan elk der personen, welke op deze beide uitvindingen aanspraak maken, het regt te laten wedervaren, dat hun volgens een onpartijdig geschiedkundig onderzoek toekomt.

Ten einde echter de juiste beteekenis dezer uitvindingen klaar te doen beseffen en zooveel mogelijk aan al onze lezers duidelijk te maken, waarin deze eigenlijk bestaan hebben, zal het eensdeels noodig zijn iets te zeggen over den aard en de zamenstelling der beide bedoelde werktuigen, anderdeels een overzigt te geven der geschiedenis van hetgeen aan hunne uitvinding is voorafgegaan en tot deze geleid heeft.

 

 

Ieder weet, dat een brandglas of elk ander glas met bolle oppervlakken de daardoor beschouwde voorwerpen vergroot vertoont. Men noemt daarom zulk een glas ook een vergrootglas. De natuurkundige noemt het eene bolle lens. Maar hetgeen welligt niet evenzeer bekend is aan elk onzer lezers is, dat zulk eene bolle lens het vermogen bezit, om van de op zekeren afstand van hare oppervlakte verwijderde voorwerpen aan de tegenovergestelde zijde een omgekeerd beeld, dezer voorwerpen te doen ontstaan, hetwelk men op papier of op mat glas kan opvangen.

Het is mijn doel thans niet de redenen noch van dit vergrootend, noch van dit beeldvormend vermogen eener bolle lens in het breede te ontvouwen. Zij die hiervan meer wenschen te weten kunnen dit vinden in het eerste het beste natuurkundig leer- of handboek. Genoeg zij het hier daarop gewezen te hebben, omdat op dit vergrootend en beeldvormend vermogen de geheele zamenstelling en werking zoowel van den verrekijker als van het mikroskoop berusten.

Elk dezer werktuigen behoeft noodzakelijk slechts uit twee lenzen te bestaan, waarvan de eene, naar het waar te nemen voorwerp toegekeerde, en daarom voorwerp- of objectiefglas geheeten, de van