Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/932

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
12
ALBUM DER NATUUR.

Over de mogelijkheid van de afstamming der diersoorten elke van één paar, zegt giebel in zijne Tagesfragen aus der Naturgeschichte het volgende. "Bij vooronderstelling van alle noodzakelijke voorwaarden, kunnen wij ook zonder mathematische onderzoekingen voor elke diersoort het aantal individuen uit een enkel oorspronkelijk paar afleiden, zelfs voor die, welke jaarlijks een of twee jongen krijgen. Een bewijs daarvoor leveren vooral de door de Europeanen naar Amerika overgevoerde en sedert aldaar verwilderde huisdieren. Alexander von humboldt schat, op grond van de opgaven van azara, het rundvee in de Pampa's van Buenos Ayres op 12 millioen stuks en de paarden op 5 millioen. Wanneer men nu ook aanneemt, dat deze schatting de helft te hoog is, en al mogen ook die dieren oorspronkelijk zijn van tien of twintig paren, in plaats van één paar, indien wij slechts voor de 500 jaren, die zij tot hunne vermeerdering noodig hadden, ongeveer 6000 jaren in de plaats stellen als den tijd, die voor de ontwikkeling onzer tegenwoordige groote dieren uit één paar noodig was, dan kan ons hun aantal, 't zij hoog 't zij laag geschat, niet meer in verwondering brengen. Eene angstige bepaling van het jaar, in 'twelk het oorspronkelijke paar van elke soort geschapen werd,—of dit voor 5000, 6000 of 100,000 jaren plaats had,—hebben wij niet noodig; zoolang er nog alleen sprake is van de eenvoudige mogelijkheid, komt het daarop in 't geheel niet aan, evenmin als op het tegenwoordig bestaande aantal individuen van elke soort." (Froriep's Notizen 1858, IV Bd., S. 150.)

D. L. 
 

Over het inslaan van den bliksem op Java schrijft h.zollinger het volgende: "Wanneer het getal der jaarlijksche onweèren in Frankrijk 17½ en het getal der door den bliksem gedooden 72 bedraagt, dan ben ik overtuigd, dat de bliksem hier minder gevaarlijk is en niet zoo vele menschen doodt. Volgens de opgegeven verhouding, zou op Java, bij 92,5 jaarlijksche onweèren en eene oppervlakte van 2500 geogr. vierkante mijlen, het gemiddelde getal van de door den bliksem getroffenen jaarlijks 87 personen moeten bedragen, hetgeen zeker niet het geval is. Wel bezitten wij daarvoor geene statistieke opgaven; maar de berigten der publieke bladen, die nu in vijf verschillende steden van Java het licht zien, geven geenszins regt om zulk een groot getal aan te nemen, al is het ook, dat zij niet alle voorkomende gevallen mededeelen. Evenzoo is het aantal der branden, die van het inslaan van den bliksem afhangen, zeer gering. Wel brandden een tijd lang in het oogloopend vele tabaksschuren af, die, naar het heette, door den bliksem in brand waren gestoken; maar dit was alleen het geval, toen de tabak laag in prijs was en geene koopers vond. Wij kunnen tot dusver nog niet vooronderstellen, dat de bliksem zich schikt naar de marktprijzen der koloniale producten.