Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK'S OF ZOOGENAAMDE "KOPPEN-SNELLERS" VAN DIT EILAND;

DOOR

A.W.M. van HASSELT.

 

 

(Vervolg van bladz. 97.)

.

Voedings-middelen.—De Dajakkers, hoezeer bij hunne vele feesten vaak misbruik makende van hunnen bedwelmenden volks-drank, leven overigens in den regel matig, zelfs sober. Als hoofd-voedsels dienen: rijst en sago, maïs en pisangs, of ook "oebi's" (eene soort van zoeten aardappel). Vele zwervende stammen behelpen zich dikwijls tijden lang met wilde wortels en vruchten in de bosschen gezocht. Uit het dierenrijk maken ze gebruik van kippen, varkens (in zoover zij geene Mahomedanen zijn geworden) en andere huisdieren, bij uitzondering ook van stekelvarkens, terwijl bij velen een gebraad van den orang-oetang als lekkerbeetje geldt. De eetbare vogelnestjes, zwarte en witte, zoowel in 't Westen, onder anderen op den berg Klam, en in het Zuid-Oosten, onder anderen in Pasir, ingezameld, strekken niet tot voedingsmiddel, maar als handels-artikel. Zout wordt aangekocht, of op enkele plaatsen uit rijk wellende zout-bronnen, zooals in Sintang volgens croockewit, en in Boenoet volgens schwaner, door de inlanders zelve bereid, ofschoon het, gelijk rost van tonningen heeft bevonden, niet van eene beste hoedanigheid is en ook eenig ijzer bevat, afkomstig van de ijzeren pannen, waarin dit zoute bronwater wordt uitgedampt. Suiker-riet verbouwen zij voor eigen gebruik. Honig wordt veel verzameld uit de bosschen, zoo tot huiselijk gebruik als voornamelijk, in verband met de inzameling van was, tot het drijven van een veel winst gevenden handel daarmede. Over de wijze van