Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/185

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
159
DE MAALSTROOM OF MOSKENSTROOM.

De oorzaak, althans eene der oorzaken van dit verschijnsel is de werking van eb en vloed, doordien de groote Vesi-Fjörd en de daarbinnen gelegen Fjorden (inhammen in de kust), bij het rijzen en dalen der zee, het water in en weder uit laten stroomen; waardoor tegengestelde bewegingen ontstaan, die ten slotte hier en daar in eene draaijende overgaan.

De Moskenstroom is vrij van ondiepten, alleen met uitzondering van de ondiepte, die den naam van Horgan draagt, en welke ongeveer op gelijken afstand, ongeveer eene halve mijl, zoowel van de zuidspits van Lofoten als van de Höghölmer (Havikseilanden) ligt. Op Horgan staan niet meer dan 42 voeten water en men kan deze plek ook bij zeer kalm weder herkennen, daar het water boven de ondiepte steeds kookt en "maalt" en eene schuimende oppervlakte vertoont. Aan deze eigendommelijke beweging, waarbij het schuim in kringen rondgevoerd wordt, iets dat echter ook op andere plaatsen van den Moskenstroom wordt waargenomen, is hij den naam van Maalstroom verschuldigd.

Behalve van eb en vloed is de rigting en de kracht van den Moskenstroom ook van weer en wind afhankelijk. Wanneer de Westelijke winterstormen op zee heerschen, dan vloeit de stroom in den regel naar het Oosten, zoowel tijdens de eb, als tijdens den vloed. Op het oogenblik dat het eene getij zijn hoogste of zijn laagste punt bereikt heeft, is de snelheid van den stroom het geringst, maar gedurende het rijzen en dalen van het water kan onder zulke omstandigheden de stroomsnelheid zoo sterk worden, dat de zee geheel onbevaarbaar is. Des winters gebeurt het niet zelden, dat Westelijke stormen de zee met kracht naar het land jagen, terwijl tegelijkertijd de landwind van uit het Oosten door den Vest-Fjörd naar buiten waait.

Inzonderheid in dit geval, wanneer dus de golven in dubbele en wel tegengestelde rigting op elkander stooten en zich paren aan het geweld van den stroom zelven, kan het gebeuren, dat het geheele vaarwater tot eene enkele schuimende branding wordt en dat het gevaarlijk is, zich in hare nabijheid te wagen, want alsdan ontstaan draaikolken, wervelende waterstroomen, die in onregelmatigheid en kracht met de snelheid des geheelen strooms toenemen en bewerken,