Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/192

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
166
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

dekkingstogten aan, die door ross, parry en franklin werden bestuurd.

In 1818 deed kapitein ross zijn eersten togt, waarop hij tot aan de Lancasterstraat doordrong. Eerst in 1829 werd hij door eenen rijken Engelschman, felix booth, in staat gesteld een nieuwen togt te ondernemen, waartoe deze £ 18000 besteedde. Hij drong door in de Barrow- en Prins-Regent-Straat en onderzocht naauwkeurig het land, dat hij naar zijnen edelmoedigen begunstiger Boöthia noemde. Maar het ijs sneed hem den terugtogt af. In weerwil van alle pogingen, die hij aanwendde om zich uit het ijs te bevrijden, was hij genoodzaakt vier winters achtereen in deze sneeuw- en ijswoestijnen door te brengen. Eerst in 1833 gelukte het hem op sloepen in de wateren te komen, waarin de walvischvaarders zich gewoonlijk ophouden, en door dezen opgenomen keerde hij naar Engeland terug, waar men hem reeds twee jaren voor verloren hield. Op dezen togt gelukte het hem den magnetischen noordpool, dat is de plaats, waar de magneetnaald een vertikalen naar het middenpunt der aarde gerigten stand aanneemt, met voldoende naauwkeurigheid te bepalen.

Kort na de eerste expeditie van kapitein ross, reeds in 1819, deed parry zijn eersten togt naar het Noorden. Het geluk diende hem op deze reis zoo ongemeen, dat hij in korten tijd meer ontdekkingen deed aangaande de geographische ligging der eilanden en zeeëngten in de IJszee, dan door de voortgezette pogingen van alle anderen in vele jaren zijn gedaan. Hij zeilde de Barrow-straat in, drong door in het Wellington- en Prins-Regent-Kanaal en ontdekte de eilanden, die men naar hem den Parry-archipel noemt. Op zijn tweeden togt onderzocht hij de Hudsons-baai en bezocht het schiereiland Melvill, aan de breede straat van Fox. In 1824 deed hij zijne derde reis — maar werd in het Prins-Regent-Kanaal in het ijs bezet, zoodat hij genoodzaakt was een van zijne schepen achter te laten. Op deze reis had hij gelegenheid de kusten van het eiland Noord-Sommerset naauwkeurig op te nemen. In 1827 waagde hij van Spitsbergen uit den stoutmoedigen togt over het ijs regt op den Noordpool aan. Hij bragt het tot de hoogte van 82 graden 40' 23", waarschijnlijk 45', N. B. en was toen genoodzaakt terug te keeren. Op dien togt verkreeg hij de overtuiging, dat er eene groote opene en bevaarbare zee aan den Noordpool moet bestaan.