Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
167
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

Sedert 1819 had ook reeds kapitein franklin deel genomen aan de pogingen om de noordpool-gewesten aan het licht te brengen. Hij werd gezonden op eene expeditie over land om de kusten van Noord-Amerika te onderzoeken van den mond van de Kopermijn-rivier af naar het oosten heen. Van de faktorij York aan den oever van de Hudsons-baai trok hij naar het noorden, zakte de Kopermijn-rivier af en onderzocht van daar de kusten langs eene uitgestrektheid van 550 mijlen Daar de levensmiddelen begonnen te ontbreken, was hij genoodzaakt terug te keeren, dwars door een geheel woest en onbewoond land door streken met sneeuw en ijs bedekt. Deze terugtogt was eene bijna onafgebrokene worsteling met den hongerdood. Reeds had hij alle hoop op behoud opgegeven, toen voor hem eene onverwachte redding opdaagde. Maar wat hij op dien togt ook mogt uitgestaan hebben zijn onwrikbaren moed had hij niet verloren. In 1825 deed hij een dergelijken togt over land om de kusten van Noord-Amerika van den mond van de Mackenzie-rivier tot aan de Behringstraat te onderzoeken, doch hij was genoodzaakt terug te keeren zonder zijn doel bereikt te hebben. Den 26 Mei 1845 vertrok hij met twee schepen op eene noordpool-expeditie. Zijne ekwipaadje bestond uit 138 man. Hij had van de admiraliteit in last gekregen pogingen aan te wenden om, ware het mogelijk, door straat Barrow naar de Behringstraat door te dringen. Zoo hij dit niet kon uitvoeren, moest hij beproeven om door het kanaal van Wellington te zeilen. De walvischvaarder martin ontmoette hem in de Baffins-baai den 20 Junij 1845. Franklin verhaalde hem, dat hij voor vijf jaren van levensmiddelen voorzien was Den 26 Junij ontmoette hij nog den walvischvaarder dennett, op 74° 48' N. B. en 66° 13' W. L., en na dien tijd ontving men van hem geene de minste tijding.

In 1848 begon men ernstig ongerust te worden over het lang uitblijven van franklin—en van dien tijd af dagteekenen zich de zeetogten in het Noorden, die ondernomen werden met het doel om hem op te zoeken. Sedert Januarij 1848 zijn omstreeks dertig togten met schepen, booten of sleden ondernomen om eenig nader berigt van den verlorene in te winnen. Sommige van deze ontdekkingstogten gingen door de Behringstraat, doch de meesten gingen den gewonen