weg. Langs de westkust van Groenland strekt zich in het ijs, hetwelk de Baffinsbaai bezet, een open en bevaarbaar kanaal uit. Dien weg volgen de zeelieden gewoonlijk tot op 72° N. B., waar zich te Uppernavik het laatste Deensche etablissement op deze kust bevindt. Van daar wenden zij zich dan westwaarts door het gevaarlijke vaarwater van de Lancaster- en Barrow-straat naar het hart van den Noordpoolarchipel.
In Augustus 1850 vond de kapitein ommaney en eenige dagen later de kapitein penny de eerste sporen van franklin op het eiland Beechey, aan den mond van het Wellington-kanaal. Men vond namelijk vijf kennelijke overblijfsels van woningen. De voorwerpen, die in den omtrek verspreid lagen, konden van geene Eskimo's afkomstig zijn, maar hadden ongetwijfeld aan franklin's manschap toebehoord. Waarschijnlijk waren ze van eene afdeeling, die op verkenning was uitgezonden, terwijl de schepen op het eiland Beechey in winterkwartier lagen opgesloten. Kort daarna ontdekte men de graven van drie zeelieden, wier namen de grafschriften vermeldden. Op een dezer grafschriften stond "Gestorven 1 Januarij 1846 aan boord van de Terror. " Hieruit bleek dus, dat franklin geen schipbreuk geleden had, toen hij zijn winterleger op Beechey vestigde. Men vond in de nabijheid dezer grafsteden onder anderen zes honderd bussen tot bewaring van vleesch, regelmatig opgestapeld en met steenen gevuld, misschien wel om ze te doen dienen tot ballast voor de booten; bovendien overblijfsels van een observatorium en van eene smederij en eenige achtergelaten kleedingstukken. Hoogst waarschijnlijk werd dit winterkwartier in haast opgebroken, toen zich voor het eerst weder een open vaarwater opdeed. De haast, waarmede zij van deze gelegenheid om weder in vrij water te komen, gebruikmaakten, had hun welligt niet toegelaten om in eene steenen piramide, die op een hoog van alle kanten zigtbaar punt der kust was opgerigt, eenig nader berigt te plaatsen aangaande hunne ervaringen en verdere reisplannen.
Men maakte uit dit alles op, dat franklin daarna doorgedrongen moest zijn in het Wellington-kanaal, om langs dien weg de vrije poolzee te bereiken en zoo naar de Behringstraat te varen. Bijna alle pogingen