Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
170
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

gelijken rijkdom van eetbare dieren vond men ook in de Bathurst-invaart, in Melvillesund, in Victoria- en Wollaston-land, en op vele andere plaatsen. De mogelijkheid, dat franklin zich de noodige levensmiddelen om het leven in stand te houden heeft kunnen verschaffen, kon zeker niet ontkend worden. Maar als men daartegen over stelde, hoe geweldig het klimaat en de levenswijze in de poolstreken den Europeër aantast, hoe het gebrek aan plantaardig voedsel onvermijdelijk de in die streken zoo gevaarlijke scheurbuik doet geboren worden, hoe nederdrukkend de lange nacht en lange dag op de gemoederen werken, dan leed het wel geen twijfel, dat het scheepsvolk van franklin, al ware het dan ook niet van honger omgekomen, een meer dan tienjarig lijden in die vreeselijke streken niet zou hebben doorgestaan. Er bestond dus weinig of geene hoop, dat verdere pogingen om franklin levend terug te vinden een gewenscht gevolg zouden hebben.

Alhoewel de expeditiën ten N. en ten W. van de Barrow-straat geenszins gestrekt hebben om eenig nader licht te werpen op het lot van franklin en zijne togtgenooten, zoo werden toch daardoor vele punten aangaande den geographischen toestand dezer oorden in een veel helderder licht gesteld. James ross, neef van den beroemden kapitein ross, onderzocht in 1848 en 1849 de westelijke oevers van het Prins-Regents-Kanaal. Kapitein kennedy ontdekte in 1851, dat Noord-Sommerset en Boöthia door eene zeeëngte van elkander zijn gescheiden. In 1850 werd eene uitrusting uitgezonden, bestaande uit twee uitnemend ingerigte zeilschepen en twee stoomsleepers, onder het opperbevel van kapitein austin. Ter zelfder tijd waren nog twee Amerikaansche schepen, onder kapitein penny, door lady franklin zelve uitgerust. Door penny, die in overleg met austin handelde, werd de togt noordwaarts tot 77° breedte voortgezet, zonder dat het hem nog gelukte door dit ijslabyrinth tot de Noordpoolzee door te dringen. Den 21 April 1852 ging eene nieuwe expeditie ter opsporing van franklin onder zeil en rigtte terstond den koers naar den mond van het Wellington-kanaal. Zij bestond uit drie zeilschepen en twee stoombooten, onder het opperbevel van edward belcher. Om des te meer ontdekkingen te doen, scheidden de schepen zich in twee afdeelingen om ieder op zich zelve te handelen. Deze togt,