Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/206

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
180
OVER DE NOORDPOOLREIZEN IN DE LAATSTE JAREN.

schip den 29sten Aug. in eene bogt, de Renselaarshaven genoemd, voor anker te brengen, waar het tegen het drijfijs gedekt en voor de winden beschermd was. Na eenen togt over land overtuigde kane zich al spoedig, dat er aan geen verder doordringen te denken was. Hij besloot daarom met zijn schip in deze veilige haven te overwinteren, zeker het noordelijkste winter-kwartier, dat ooit door menschen uit de gematigde luchtstreek werd betrokken. Het was namelijk gelegen op 78° 43' noorderbreedte.

Daar kane het plan had om zijnen ontdekkingstogt in het voorjaar voort te zetten, besteedde hij nu den herfst om aan de kust bewaarplaatsen van levensmiddelen aan te leggen. Met eene keten van zulke bewaarplaatsen langs de Groenlandsche kusten konden reizen met sleden, door honden getrokken, zeer verre uitgestrekt worden. De noordelijkste werd op 79° 50' noorderbreedte aangelegd.

Langzaam naderde de lange koude winternacht. Sterren van de zesde grootte schitterden zelfs op den vollen middag aan den hemel. Die duisternis zou negentig dagen duren, eer men het schemerlicht van den dag zou wederzien, en honderdveertig dagen zouden verloopen, eer de zonneschijf zich weder boven den horizon zou verheffen. De koude bereikte eene ongekende hoogte. Den 17den Januarij stond de thermometer 49 graden onder nul, den 20sten 64 tot 67 en den 5den Februarij zonk de temperatuur tot het vreeselijk punt van 75 graden onder nul. De chloorether nam eene vaste gedaante aan; zorgvuldig toebereide chloroform kreeg een korrelig huidje op zijne oppervlakte. Naptha-spiritus bevroor reeds bij 54 en sassafras-olie bij 49 graden. De uitdamping van de oppervlakte des ligchaams omgaf de ontbloote of dunner bekleede plaatsen met kronkelende dampwolkjes. De lucht bragt bij het ademhalen een stekend gevoel mede. Ademde men lang in de koude lucht, dan merkte men eene eigenaardige droogte in de ademhalingswerktuigen. Zeer ter nederdrukkend was de invloed der lange, onafgebrokene duisternis. De meeste der trekhonden stierven, ofschoon zij binnen den poolcirkel geboren waren. De scheurbuik had het scheepsvolk afgemat en in een staat van krachteloosheid en zwakte gebragt.

Den 21 Januarij bemerkte men de eerste sporen van het weder-