gevonden, waarin eenige belangrijke narigten waren ingesloten betreffende de verrigtingen en het lot der verlorene reizigers.
Men vond bovendien eene groote menigte voorwerpen van allerlei aard. Het scheen wel, dat men alles, wat men maar eenigzins ontberen kon, daar had weg geworpen, ten einde meer onbelemmerd te kunnen voortkomen.
Korten tijd daarna ontdekte luitenant hobson eene boot, die bestemd scheen te zijn voor de vaart op de Vischrivier, werwaarts de schepelingen, na de schepen verlaten te hebben, den koers zetteden. De slede, waarop de boot stond, toonde echter aan, dat zij weder op de terugreis waren naar de verlaten schepen.
Men vond hier eene menigte kleederen en twee menschelijke geraamten, vijf zakhorlogies, een aantal zilveren lepels en vorken en eenige godsdienstige boeken, maar geene journalen, zakboeken of aanteekeningen. Twee geweren met dubbelen loop stonden nog regtop tegen den wand van de boot, zoo als zij er voor elf jaren waren neergezet. Eén loop was in ieder geweer nog geladen. Er was overvloed van munitie, ook 30 of 40 pond chocolade en eenige thee en tabak. Aan brandstof was geen gebrek.
Uit hetgeen door m'clintock ontdekt is, schijnt men althans eenigermate den koers te kunnen opmaken, dien franklin gehouden heeft. Nadat hij den 26 Julij 1845 het laatst door een walvischvaarder in de Baffins-baai gezien was, schijnt hij de Lancaster-sund ingevaren te zijn en bij het eiland Beechey, zoo als zulks reeds vroeger door kapitein ommaney ontdekt was, overwinterd te hebben. Met het voorjaar van 1846 schijnt hij het Wellington-kanaal tot 77° noorder breedte opgevaren te zijn. Het is ook mogelijk, dat deze togt in het Wellington-kanaal nog in 1845 heeft plaats gehad, eer hij bij het eiland Beechey de winterkwartieren betrok. Maar hoe dit ook geweest moge zijn, zeker is het, dat hij langs de westzijde van het eiland Cornwallis in de Barrow-straat terugkeerde. Onzeker is het, of hij uit de Barrowstraat langs de oost- of westkust van het Prins-Wales land, door Peel-sund of door Melville-sund gevaren is. Maar boven alle tegenspraak is het gebleken, dat de beide schepen onder zijn kommando den 12 September 1846 niet ver van de noordwest-