Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
6
DE HARING.

visschers noemen dezulken: haringen met beurzen; en de Franschen bij Boulogne en Dieppe, waar deze het meest gevonden worden, harengs aboutifs [1]. Zou er door de onstuimige beweging van het water misschien daarvan te veel in de ingewanden geraakt, en de buis, welke de zwemblaas met de maag verbindt, doorgeperst en zoo in de zwemblaas gekomen kunnen zijn? Men vindt ook haringen, die overladen zijn met een rosachtig, geel vet, dat olieachtig is, en het vleesch walgelijk van smaak en ongezond maakt. Ook zijn er, die in het tegenovergestelde uiterste verkeeren en zoo mager zijn, dat de buik zelfs ingetrokken is; de ingewanden zijn dan met eene slijmige stoffe gevuld en het vleesch is dor en droog. Zij bederven spoedig en het schijnt of deze uittering een gevolg is van het kuitschieten, althans vóór dien tijd vindt men zulke zieken zeldzaam en naderhand vrij dikwijls. Ström, fabricius en müller zeggen, dat de zee somtijds rood is door eene menigte ringwormen, die bleek van kleur met roode strepen zijn, dat de haring, door die diertjes te eten, ziek en walgelijk van smaak wordt, en dat eene wetsbepaling in Zweden voorschrijft, de haringen in dat geval twee dagen lang in het net te laten, omdat anders degenen, welke van die haringen (aldaar aatig genaamd) eten, ziek zouden worden. Sommige schrijvers vermelden nog als ziekte de aanwezigheid in den haring van de Filaria capsularis R. en van de Distoma ochreatum E. (twee ingewandwormen).

De vruchtbaarheid van den haring is buitengewoon groot, en de som der nakomelingen van eenen enkelen haring zou groot genoeg zijn, om de stoutste verbeelding te overtreffen; ja, onmeetbaar zou de oppervlakte zijn, die deze menigte in den oceaan zou beslaan, als de natuur, tot ons geluk, het evenwigt niet wist te herstellen, of liever, het verbreken daarvan wist te voorkomen. De som der jaarlijksche vernietiging staat gelijk met die der jaarlijksche aangroeijing. Daarom beschouwen ware wijsgeeren de roofdieren, roofvogels en roofvisschen dan ook niet als verwoesters, maar wel als weldoeners in de schepping, om de overeenstemming tusschen voortbrenging en verbruik te bewaren. Zonder de vraatzucht van vele

  1. Aboutir, (kunstwoord): rijp zijn, op het openbreken slaan (van een gezwel sprekende).