Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/291

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
265
ALCHEMIE.

hij hem gevangen. Seton werd nu op eene gruwelijke wijze gepijnigd, doch wilde niets bekennen. Men liet hem genezen en begon dan hem op nieuw te folteren. Eindelijk hield men hiermede op, doch bewaakte hem streng, zoodat zelfs zijne vrouw niet bij hem toegelaten werd. Na drie maanden eindelijk kreeg een Poolsch edelman, michael sendivogius, van den keurvorst verlof om met seton te spreken. Het gevolg van dit gesprek was, dat sendivogius naar Krakau, zijne woonplaats, terugreisde, zich daar geld verschafte en, te Dresden wedergekomen, seton wist te bevrijden en hem benevens zijne vrouw op een wagen naar Krakau voerde, waar echter seton in Januarij 1604 aan de gevolgen der ondergane mishandelingen overleed.—Deze gebeurtenissen worden verhaald in een brief van des noyers, secretaris van de koningin van Polen maria gonzaga. Van dezen seton, ook bekend onder den naam van den Cosmopoliet, bestaat een geschrift over alchemie, dat in 1604 te Praag is uitgegeven door sendivogius, die met setons weduwe trouwde en, later in verval geraakt, zich voor alchemist uitgaf.

Op seton volgde in tijdorde irenæus philaletha, wiens ware naam niet met zekerheid bekend is, evenmin als zijn vaderland, ofschoon hij een Engelschman schijnt geweest te zijn. Alleen weet men uit hetgeen hij in een zijner werken zegt, dat hij in 1612 geboren is.

Hij wordt beschreven als een zeer beschaafd, hoog ernstig en zeer matig en ordelijk levend man. Even min als seton schijnt hij ergens anderen tot laboreren aangespoord te hebben. Als gejaagd en angstig voor vervolgingen reisde hij door Frankrijk, Italië, Zwitserland, Duitschland en ons vaderland, zich slechts aan weinigen openbarende en dan nooit lang op ééne plaats vertoevende. Eindelijk voer hij naar Westindiën, waar hij den naam van childe aannam, en aan george starkey, later den uitvinder der terpentijnzeep, eenige oncen van zijne witte tinctuur schonk, gelijk althans deze verhaalt. Philaletha is in 1666 weder in Europa geweest; waar hij echter na dien tijd gebleven is, is onbekend.

De derde in de rij der vijf schmiedersche adepten is de zoogenaamde baron von wagnereck, die evenwel tot eene bekende niet-adellijke Beijersche familie behoorde.—Deze tingeerde, volgens het