vier jaren later geschreven getuigenis van een vrijheer von schröder, die daarbij een aantal inwoners van Praag als getuigen aanvoert, in 1680 in die stad met vier grein eener tinctuur zeven lood onedel metaal tot goud. Elders leest men van transmutatiën in hetzelfde jaar 1680 te Frankfort en in 1681 te Ischl in Oostenrijk, alsmede te Passau verrigt door vreemdelingen, die, volgens schmieder, geen ander dan wagnereck kunnen geweest zijn.
In 1682 was wagnereck in Moravië en kreeg daar de waterzucht, waarvan hij door Ds. herdott te Brünn tot zekere hoogte genezen werd. Uit dankbaarheid vertrouwde hij dezen toe, dat hij een adept was, en beloofde hem later van zijne tinctuur te zullen geven, wanneer hij geheel hersteld zou zijn. Zich beter bevindende, reisde hij naar Weenen maar onderhield correspondentie met zijn arts, die hem evenwel onder het adres van een derden schrijven moest.
Terzelfder tijd kwam een vreemdeling bij den hofgoudsmid bauhof te Weenen en sloeg hem voor gemeenschappelijk eene zekere hoeveelheid goud uit koper te bereiden, bauhof wilde zich met den vreemdeling niet inlaten, waarop deze hem eindelijk eenig poeder gaf en vertrok, met belofte van hem weder te zullen bezoeken. Bauhof had ook geen lust om het poeder te beproeven, doch op aandrang van zijne vrienden gaf hij ten laatste toe, smolt volgens het voorschrift van den vreemden 25 lood koper en veranderde dit door het poeder in fijn goud. Hij liep nu den adept door geheel Weenen zoeken, maar zag hem niet weerom.
Dat deze adept niemand anders dan wagnereck geweest is, wordt door schmieder als hoogst waarschijnlijk geacht, en dan laat zich zijn niet terugkomen zeer goed verklaren. Want juist te dier tijd kwam wagnereck volgens gewoonte op een postdag aan het huis van den persoon, door wiens tusschenkomst hij met zijn arts correspondeerde, vond dezen niet te huis, maar wel een paket met een adres van de hand van herdott. Dit werd hem zonder bedenken overhandigd, gelijk reeds meer geschied was. Het paket openende, vindt wagnereck wel een aan hem geadresseerden brief, maar tevens een open schrijven aan keizer leopold, met een brief, waarin herdott den bemiddelaar zijner briefwisseling verzocht dat schrijven