Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/358

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
330
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

houding zijne eijeren uit te broeden. Daartoe zijn hem zijne buitengewoon lange, stijve pooten steeds in den weg. Doch hij komt aan dit bezwaar op eene eigene wijze te gemoet. In de moerassige streken nabij de zeekust, waar de flamingo's zich bij voorkeur ophouden, bouwen zij kegelvormige heuveltjes uit klei van anderhalf tot twee voet hoog; op den top daarvan maken zij eene komvormige holte, leggen daarin hunne eijeren en gaan nu met ter weerszijde afhangende pooten, als een ruiter te paard, daarop zitten.

Dergelijke heuveltjes, ofschoon slechts half zoo groot, zouden ook, volgens de berigten van sommige reizigers, door den gekuifden Pinguin der Falklands-eilanden gebouwd worden; en duizenden dezer nesten, het eene vlak nevens het andere, bedekken hier en daar de zeekust.

Zonderling genoeg treft men een dergelijk instinkt, om uit klei heuvelvormige nesten te bouwen, mede aan bij een dier, behoorende tot eene geheel andere klasse, waarvan de soorten zich overigens geenszins door bijzondere kunstdriften onderscheiden. Ik bedoel den Noord-Amerikaanschen krokodil of alligator (Alligator lucius). Daar deze echter, evenmin als andere reptiliën, zijne eijeren bebroedt, zoo heeft zijn nestbouw ook eene andere bedoeling, namelijk ter beschutting der eijeren tegen mogelijk gevaar, iets dat te opmerkelijker in dit dier is, omdat zijne in andere wereldstreken levende geslachtsgenooten geenszins zulk eene zorg voor hunne toekomstige jongen aan den dag leggen. Ziehier wat degenen, die in de gelegenheid geweest zijn om deze nesten te zien, ons daaromtrent mededeelen. Langs de oevers der rivieren, doch steeds op eenigen afstand van het water en op een eenigzins verheven gedeelte van den grond ziet men kegelvormige in een stompe spits toeloopende heuvels, welke omstreeks vier voet hoog en aan de grondvlakte vier tot vijf voet breed zijn. Op eenigen afstand gelijken zij op hooischelven. Zij zijn zamengesteld uit klei vermengd met gras en andere plantendeelen. Opent men nu zulk een heuvel, dan vindt men daarin de eijeren regelmatig laagsgewijs gerangschikt en opeengestapeld. Het moederdier begint namelijk met eerst eene laag klei op den bodem uit te breiden; daarop legt het eenige eijeren en bedekt deze met eene nieuwe laag van het