Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/364

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
336
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

Zoo ontstaan dan de eetbare vogelnestjes, die bij velen, maar vooral bij de Chinezen zoo hoog geschat zijn. De grotten of holen, die de Salanganen bewonen, worden regelmatig twee- of op andere plaatsen viermalen 'sjaars geplunderd door de Javanen[1] en door de bewoners van de andere eilanden, waar deze vogels voorkomen. Dikwerf is die plundering echter een gevaarlijk werk, vooral in de grotten, die zich aan de zeezijde openen, daar zij deze niet kunnen bereiken dan door zich met touwen, soms van groote hoogte, langs de rotsen te laten nederzakken. In de meer binnen 'slands gelegen holen geschiedt zulks langs ladders uit bamboes vervaardigd. Voorzien van toortsen dringen dan de plunderaars in het toevlugtsoord der arme vogels door en maken zich meester van de door de kleine metselaars met zooveel moeite gebouwde nestjes. Waarlijk, van alle roofdieren is de mensen de onbarmhartigste!

Trouwens men moet erkennen, dat het eigenbelang hier een sterken prikkel geeft. Er is welligt geen natuurprodukt, dat, in verhouding tot de betrekkelijk geringe moeite, die de inzameling kost, met zoo hoogen prijs betaald wordt. Volgens crawfurd, die voor eenige jaren een berigt over den handel in deze nestjes gaf, worden zij, naar ge-

    verteerde weekdieren of uit soorten van wier (Gelidium corneum enz.) bestond, doch dat deze meeningen, door zorgvuldig onderzoek zoowel van anderen als van mij zelven langs chemischen en mikroskopischen weg, gebleken zijn onjuist te wezen. De stof, waaruit zij bestaan, vertoont alle de eigenschappen en reactiën van gedroogden mucus. Payen gaf daaraan den bijzonderen naam van cubilose; ik erken daarvoor geen grond te zien, tenzij men het slijm der speekselklieren van elk ander dier met een eigen naam bestempele. Dat het geen maagslijm, maar werkelijk het taaije slijm uit de speekselklieren, vooral der ondertongsklieren, is, dat, gedurende dit tijdperk in buitengewoon groote hoeveelheid afgescheiden wordende, tot den opbouw der nesten gebruikt wordt, heeft de heer h.a. bernstein overtuigend aangetoond in een lezenswaardig opstel, geplaatst in de Acta societatis scientiarum Indo-Neerlandicae, Vol. III, 1857. Bernstein deed zijne waarnemingen voornamelijk aan Collocalia nidifica, die in zijnen nestbouw slechts daarin van Collocalia esculenta afwijkt, dat zij daarbij steeds van nog andere stoffen gebruik maakt. Bernstein vond in de stof der door deze soort gebouwde nestjes dan eens de wol van Gossampinus alba (den zoogenaamden "kapok"), dan weder grasvezelen of ook wel stukjes van een Equisetum, soms ook wel paardeharen. Het blijkt derhalve, dat deze vogel bij het bouwen van zijn nest geenszins altijd dezelfde stoffen kiest, maar daartoe diegene neemt, welke toevallig onder zijn bereik zijn en deze met zijn speeksel zamenlijmt.

  1. De Maleische naam dezer vogels op Java is boerong walet.