Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/426

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
12
ALBUM DER NATUUR.

Behalve bij Tunicaten, trof hij ook gekleurde ligchaampjes in het bloed van verscheidene Sipunculaceën aan. Bij dezen zijn de bloedligchaampjes ware blaasjes, die eene kern bevatten, en eene roode kleurstof is bevat in het vocht, dat het blaasje vult.

Eindelijk zag hij ook in het bloedvocht van Edwardsia bruine en in dat van Synapta eenige rood gekleurde ligchaampjes (Compt. rend., 1859, XLIX, p. 614).

 

Zilver in het zeewater.Elie de beaumont deed in de zitting der Academie des Sciences van 3 October jl. mededeeling van een brief van den heer malaguti betrekkelijk deze zaak. Deze brief behelst het volgende. Boussingault vermeldde, in een opstel in de Annales de Chimie el Physique van 1856, de ontdekking van malaguti, durocher en sarzeau, dat het water des Oceaans chloorzilver bevat, en dat forchammer te Kopenhagen dit feit bevestigd had ten aanzien van het water van de Oostzee. In het Journal de Pharmacie, vol. 31, pag. 516 leest men, dat de heer field dienaangaande onderzoekingen heeft in het werk gesteld. In aanmerking nemende de reducerende werking, die eene koperen plaat uitoefent op chloorzilver opgelost in chloor-iodium, oordeelde F., dat het koper en geelkoper, welke tot scheepsbekleeding gebezigd worden, na eenigen tijd in de zee vertoefd te hebben, meer zilver moeten bevatten. Hij heeft daarom een gedeelte van de koperen huid onderzocht van een schip, dat gedurende zeven jaren in de stille Zuidzee gekruist had. Dit koper was zoo broos, dat men het tusschen de vingers tot poeder wrijven kon, en bevatte meer dan een half procent zilver.—Eene andere proef werd genomen met twee monsters koperhuid, waarvan het eene drie jaren lang in de stille Zuidzee dienst had gedaan, het andere nooit in zee was geweest. Het eerste bevatte achtmaal meer zilver dan het tweede. (Globe 14 Jan. 1857).—In den Cosmos, vol. 12, p. 59, leest men, dat de heer field in Noord-Amerika tot het besluit is gekomen, dat de Oceaan minstens twee billioenen kilogrammen zilver bevat.

Bij deze mededeeling van elie de beaumont, maakte chevreul opmerkzaam op hetgeen daaromtrent reeds meer dan zeventig jaren geleden door proust geschreven was (Journal de Physique 1787). Proust maakte gewag van de menigvuldige schipbreuken, die sedert de ontdekking der Nieuwe wereld hebben plaats gehad, en door welke schatten van zilver onder de golven begraven zijn geworden. Het zoutzuur, dat in de zee in gebonden toestand bevat is, moet, na de basis te hebben verlaten, waaraan het gebonden was, het zilver aantasten. De oppervlakte der zilveren munten, die men heeft kunnen verkrijgen uit het op de kusten van Portugal gestrande schip de S. Pedro