naar een der beide organen begeven. Daarop verbond hij een der peripherische uiteinden der zenuw met een elektromagnetisch werktuig en liet door het orgaan den stroom gaan, zoolang als dit nog schokken gaf, kenbaar door daarop geplaatste geprepareerde kikvorschen. Toen de schokken opgehouden hadden, bragt hij den visch weder in zeewater. Eenige uren later bleek, dat door prikkeling der zenuwen zoowel van het ongekwetste als van het gekwetste orgaan, aan beide zijden even krachtige ontladingen plaats grepen, zoodat hiermede derhalve de hypothese, als zoude het elektrisch orgaan slechts een condensator wezen, als onhoudbaar bewezen is.
Bovendien heeft moreau nog onderzocht, of de zenuwen van het elektrisch orgaan gevoelig zijn. Het is hem gebleken, dat zelfs zeer sterke prikkeling daarvan geene reflex-bewegingen doen ontstaan, zoodat zij derhalve als enkel centrifugaal werkende moeten beschouwd worden. (l'Institut 1860 p. 82).
Nieuw middel om insekten te dooden.—Bij het verzamelen van insekten heeft men zich, om hen te dooden, sedert eenige jaren van ether of van chloroform bediend. Als nog veel beter daartoe geschikt wordt thans door landerer het cyankalium aanbevolen. Een weinig van dit zout, in vloeipapier gewikkeld, wordt in een fleschje gedaan en daarin ook de te dooden insekten gebragt. Binnen weinige sekonden hebben deze dan opgehouden te leven. (Arch. f. Pharm. L. S. 228).
Taenia coeaurus.—De heer baillet heeft eene reeks van proeven in het werk gesteld, welke, terwijl zij die van anderen bevestigen aangaande het ontstaan van Coenurus cerebralis, die de draaijingsziekte bij het vee veroorzaakt, uit de eijeren eener Taenia, die in het darmkanaal van den hond hare volledige ontwikkeling bereikt, tevens het bewijs geleverd hebben, dat de Coenurus bij runderen, schapen en reeën eene en dezelfde soort is. Tevens volgt uit zijne proeven, dat een hond, in wiens darmkanaal zich door voedering met Coenurus de Taenia Coenurus ontwikkeld heeft, daaronder weinig lijdt, zoodat zulk een hond, wanneer hij gebruikt wordt bij het hoeden eener kudde, achtereenvolgens eene menigte van lintwormgeledingen met rijpe eijeren kan ontlasten, die door het vee gegeten wordende, daaraan de ziekte mededeelen. (Ann. des Sc. Nat. 4me ser. T. XI, p. 303).
Chlorophyl.—In weerwil van talrijke onderzoekingen, is de aard en de zamenstelling van de groene kleurstof der bladeren nog slechts gebrekkig bekend, getuige de uiteenloopende uitkomsten door verschillende scheikundigen