Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
41
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

op de verlenging des straals was eene verhooging van den rand merkbaar.

Den 12 Oct. werd dezelfde zwarte plek weder gezien en was nagenoeg op dezelfde plaats. Het ongelijke licht van het zesde en zevende omhulsel was sterk verdigt, in de rigting van den door die plek gaanden straal en beide hulsels schenen naar die rigting verheven te zijn. Het licht der kern en der omhulsels was aan helderheid afgenomen. Het zevende omhulsel, dat om de kern werd opgemerkt, scheen zich meer te ontwikkelen. Later werd er ook nog een achtste omhulsel gevormd.

Het was opmerkenswaardig aangaande de excentriciteit der hulsels, dat van den 23 Sept. tot den 1 Oct. de kern, ten opzigte van de rigting der middellijnen loodregt op de as des staarts getrokken, nader aan den zuidelijken rand der omhulsels scheen te zijn, dan aan den noordelijken, terwijl na den 2 Oct. het tegendeel plaats vond.

Ook de hoogleeraar plantamour heeft in de Bibliothèque universelle een aantal afbeeldingen van de door eenen kijker geziene komeet gegeven. Onze Fig. 2 is daaraan ontleend. Zij stelt het hoofd van de komeet voor, zoo als deze zich op den 7 den October vertoonde.

Verbazende veranderingen en werkingen moeten er alzoo, vooral in dit tijdperk van het bestaan der komeet en in dezen stand tot de zon, plaats hebben gevonden. Lassell bepaalde de grootte der kern den 3 Oct. op 6"74, het eerste hulsel op 30"11 en het tweede hulsel op 102"2 in middellijn, terwijl die afmetingen slechts 24 uren later aldus waren: de kern 6"68, het eerste hulsel 36"07 en het tweede 81"37 in middellijn. Welke geduchte veranderingen moeten er alzoo in dat korte tijdsbestek hebben plaats gehad.

Meer nog zullen ons die geweldige veranderingen in 't oog vallen, als wij nagaan, hoezeer de komeet gedurende het tijdvak van 4 maanden, waarover de waarnemingen loopen, in uitgebreidheid is toegenomen en in gedaante is veranderd. Terwijl zij bij hare eerste ontdekking een nagenoeg spherische lichtnevel scheen, welks uitgebreidheid waarschijnlijk vele malen kleiner was dan die der zon, groeide die uitgebreidheid bij hare nadering tot de zon zoo verbazend aan, dat de middellijn van het hoofd der komeet op 7800 en de lengte des staarts op niet minder dan 7¾ millioenen geogr. mijlen werd berekend, eene uitgebreidheid duizendmaal zoo groot als die van onze zon. Den 10 September was de werkelijke lengte des staarts nog slechts 2 millioen mijlen.