Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
43
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

De komeet heeft eene kern, die uit eene meer digt opeengehoopte nevelmassa bestaat, van welke zich., bij de nadering tot de zon, aan de naar haar toegekeerde zijde uitgebreide massa's als banden of hulsels afscheiden, die als door de zon worden afgestooten en zich met den staart vereenigen.

Deze staart vormt zich aan de van de zon afgewende zijde der komeet. Hij wordt dunner of ijler, naarmate hij zich verder van de komeet verwijdert. De stof, waaruit de staart gevormd wordt, schijnt van de kern der komeet zich te verspreiden en eene holte, eenigermate van eene kegelvormige gedaante, in den staart over te laten. De staart is aan den kant, waarheen hij zich beweegt, digter en scherper begrensd dan aan de achterzijde, waar de stof meer onmerkbaar zich in de ruimte schijnt te verspreiden.

Naarmate de staart zich verder uitstrekt, verkrijgt hij eene meerdere kromming en deze is zoodanig, dat de bolle zijde naar den kant is gekeerd, waarheen de komeet zich beweegt en de holle zijde naar de tegengestelde of achterzijde.

Bij het naderen tot de zon schijnt deze met een groot vermogen op de komeet te werken, zoodat er van de kern aanzienlijke stofmassa's uitstroomen, die, aan de zijde der zon ontstaan, weldra eene tegengestelde rigting aannemen om in den staart zich te ontlasten.

De stof, waaruit de kern, de haar omringende nevelmassa's, nevellagen of hulsels en de staart bestaat, hebben een verschillend vermogen om het licht terug te kaatsen.

De kern zelve schijnt bij het uitvloeijen der lichtende stofmassa's in eene slingerende of heen en wedergaande of wel om eene as rondwentelende beweging te zijn.

Het licht, dat van de komeet tot ons komt, is gepolariseerd en alzoo teruggekaatst licht.

 

Vergelijken wij de opgegevene verschijnselen, zoo als die met de noodige zorg en naauwkeurigheid op verschillende tijden en plaatsen door de beroemdste sterrekundigen zijn waargenomen, met de waarnemingen van vroegere sterrekundigen aan andere kometen, dan treft het ons, dat meest alle nu opgemerkte verschijnselen ook reeds vroeger nagenoeg op gelijke wijze zijn opgemerkt.