Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/75

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
53
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

zij door de cheseaux werd waargenomen, zich in de nabijheid der zon bevond en slechts in de schemering kon waargenomen worden.

Intusschen zijn er kometen, waarbij de staarten zich verdeeld hebben of vertakkingen zijn waargenomen, zoo als wij ook van de komeet van donati waarnemingen hebben vermeld, die aan zulk eene afscheiding van stof of vertakking doen denken. Eene mogelijke verklaring er van is ook wel te vinden, te gelijk met de verklaring van de kromming, die wij bij den staart opmerken. Wanneer wij den staart beschouwen als zamengesteld uit eene menigte stofdeeltjes, die naar de zon worden aangetrokken en door haar worden rond gevoerd, dan is het natuurlijk, dat de verder van de zon geplaatste deeltjes grootere banen moeten beschrijven en alzoo eenigermate achterblijven, even zoo als wij dit zien bij het zwaaijen van eene lange rij schaatsenrijders. Wanneer nu de deeltjes met eenparige snelheid van de komeet naar den staart worden gedreven, dan zal men eene regelmatige kromming opmerken; maar wanneer wij vooronderstellen, dat die uitwerping van stoffen uit de kern der komeet en die afstrooming naar den staart op verschillende tijden zoo zeer verschillend is, als uit de merkwaardige waarnemingen van de komeet van donati en vroeger uit die van halley schijnt te blijken, dan is het wel te denken, dat sommige van die golven of stroomingen andere kromme lijnen moeten beschrijven en tot afscheidingen aanleiding geven.

Wij moeten intusschen ook wel bedenken, dat de vorm, waaronder wij den staart zien, niet altijd de ware is, daar hij afhangt van den stand, waarin de komeet tot ons is geplaatst. Zoo is het ligt mogelijk, dat ook die kometen gebogene staarten hadden, waarbij zulks niet is opgemerkt. Wanneer het oog toch in 't zelfde vlak is, waarin de buiging plaats vindt, dan zien wij eene gebogene lijn, even als of zij eene regte ware.

Van het zonderling verschijnsel, bij de komeet van 1824 opgemerkt, dat namelijk een der staarten, lijnregt in strijd met 't geen de waarnemingen steeds hadden doen zien, naar de zon was gekeerd, poogt brandes ook op dergelijke wijze eene verklaring te geven. Ten tijde dat dit verschijnsel werd waargenomen, den 31 Januarij 1824, was de aarde in het vlak der kometenbaan en een verdeelde staart achter de komeet kan nu wel den schijn hebben gegeven, als of er een