Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
189
OVER DE ZUIDPOOLTOGTEN.

Orkney-eilanden, de Nieuw-Shetlandseilanden en Sandwichsland en wendde daarop zijn steven dwars door het ijs naar het zuiden. Tot zijne groote verwondering en vreugde zag hij, hoe verder hij kwam, het ijs verminderen en eindelijk vond hij eene geheel ijsvrije zee. Onder den lengte-meridiaan van 34° 17' drong hij ongehinderd door tot 74° 15'. Hij keerde toen terug, omdat het saisoen ten einde spoedde. Bij zijne tehuiskomst verklaarde hij, dat de zuidpool hem veel genaakbaarder voorkwam dan de noordpool. Dat berigt maakte nog al eenigen indruk en wekte den lust om op weddells spoor ontdekkingstogten te ondernemen. Maar men zag zich teleurgesteld. Geen van de reizigers, die zijn spoor volgden, vond op de door hem aangegevene hoogte eene opene zee. Daar het ijs, dat zich van de zuidpool losmaakt, zich in alle rigtingen verbreidt, al naar dat het door de winden wordt voortgedreven, kan het zich op de eene plaats ophoopen en op eene andere verstrooijen. Het kan dus zeer wel geweest zijn, dat een zeldzaam geluk, door een zamenloop van oorzaken, voor weddell in dat jaar eene opene zee gebaand heeft, waar in een volgend eene bevrozene vlakte allen toegang afsloot.

Echter werden er nog al eenige belangrijke ontdekkingen gedaan. In 1831 ontdekte biscoë het Enderby-land onder den 50 lengte-meridiaan op 66° en 67° zuiderbreedte, het eiland Adelaïde, dat op eenigen afstand voor Grahamsland ligt, en Kempsland. Ballery ontdekte eene groep van vijf eilanden, die als voorposten voor het daarachter liggende ijsland zijn geplaatst, en meende nog op verschillende punten de kusten van het vasteland op te merken.

Van meer belang echter zijn drie ontdekkingstogten naar de zuidpool, één door Engeland, één door Frankrijk en één door de Vereenigde Staten van Noord-Amerika uitgezonden, de eerste onder bevel van james ross, de tweede onder dat van dumont d'urville en de derde onder dat van kapitein wilkes. Hoewel deze togten in gelijken tijd vielen, zoo zijn ze toch zonder gemeenschappelijk plan ondernomen. Elke expeditie handelde voor zich zelve.

Den 9 Januarij 1838 verlieten twee Fransche korvetten, onder het bevel van dumont d'urville, de straat van Magellaan en wendden den steven naar het onbekende zuiden. De bevelhebber had het voornemen het spoor van weddell te volgen en hoopte door de eerste