Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/238

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
212
VLECHTERS, MANDENMAKERS, WEVERS,

nestje gebouwd, dat men op het eerste gezigt voor een vogelnestje zoude houden. Dit nestje is bijna bolvormig en zamengesteld uit los dooreen gevlochten drooge grashalmen; de opening voor den uit- en ingang bevindt zich ter zijde. In streken nu, waar weinig graan, maar daarentegen veel struikgewas is, zooals b.v. in onze duingronden, bevestigt de dwergmuis zijn nest eenvoudig tusschen de takjes van het laatste; doch bewoont zij daarentegen met graan bedekte velden, waar geen struiken in de nabijheid zijn, dan hangt zij haar nestje, zoo hoog mogelijk boven den grond, op aan eenige graanhalmen, het daaraan met eenige der lange bladeren van dezelfde plant vastknoopende. Het is om die reden, dat dit diertje ook de »hangmuis" (Mas pendulinus herm.) genoemd is. Tot het ophangen van haar nestje aan zulk een dun en teeder steunsel is de dwergmuis in staat eensdeels door hare geringe zwaarte, anderdeels door de vlugheid en zekerheid, waarmede zij klimt. In dit opzigt overtreft zij al hare geslachtsgenooten. Men heeft haar zien opklimmen niet alleen tegen de dunste takjes van struiken, maar zelfs tegen grashalmen, die zoo dun waren, dat zij zich met haar ter aarde bogen, en dit met hetzelfde gemak alsof die halm een ruwe boomstam ware.

Ook in den gevangen staat verliezen deze diertjes hunne neiging tot bouwen niet, en zelfs heeft men gezien, dat, indien men hun in dien toestand papiersnippers in plaats van hun gewoon bouwmateriaal gaf, zij ook daaruit een nestje poogden zamen te stellen.

 

Onder de vogels zijn er vele, die in bouwtalent voor dit zoogdiertje onderdoen. Ja sommige ontslaan zich zelfs van den moederpligt, waarvan zich het groote meerendeel op eene vaak zoo roerende wijze kwijt. Op Nieuw-Holland, Nieuw-Guinea, de Moluksche en Philippynsche eilanden leven namelijk eenige soorten van groote, hoenderachtige vogels, die men, wegens hunne krachtige pooten met lange teenen, die hen tot zeer schielijk loopen in staat stellen, onder den algemeenen naam van «loophoenders" zamenvat. Eenige der daartoe behoorende soorten (het geslacht Tallegallus) leven gezellig in groote troepen en bouwen gezamenlijk geweldig groote nesten, die echter zoo kunsteloos zijn, dat deze vogels eigenlijk onwaardig zijn