Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/263

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
237
VILT- EN TAPIJT WERKERS.

of eironden zak daarstelt, en dat daarmede eene benedenwaarts gerigte buis zamenhangt, zoodat het geheele nest de gedaante eener retort heeft.

Nesten van Ploceus pensilis

Nesten van Ploceus pensilis.

Deze nesten zijn dan, soms in grooten getale en wel doorgaans boven water, opgehangen aan de dunne twijgen van een boom, gelijk b. v. met die van den Madagaskarschen Ploceus pensilis, of aan bamboes, suiker- of ander riet, zooals met die van den Javaanschen P. hypoxanthus (P. philippinus T.) het geval is. De gewone materialen, waaruit deze nesten gebouwd zijn, zijn de dunne stengels en bladeren van grasplanten, die op eene vaak keurig nette wijze dooreen gevlochten zijn. Inzonderheid geldt dit van eene mede op Java levende soort[1]. De wanden der eigenlijke nestholte bestaan uit verscheidene lagen van een tamelijk digt weefsel, zonder openingen of mazen; de zich benedenwaarts verwijdende buis daarentegen is als 't ware à jour gewerkt. Alleen dunne, lange en taaije

  1. Zie de afbeelding op de plaat, naar een voorwerp uit het Museum van het genootschap Natura artis magistra te Amsterdam. De etiquette voert den naam van Ploceus baja.