Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/277

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
251
VILT- EN TAPIJTWERKERS.

Amphitoë, Podocerus, Siphonocetus) kokervormige nestjes vervaardigen, is voor eenigen tijd ontdekt door spence bate[1].

Ukva met nestje

C. Ulva met nestjes van Podocerus funula.
D. Voet eener Laminaria een nest van Amphitoë rubricata bedekkende.

Deze nestjes, verschillend naar de soort, bestaan hetzij uit een Ulva-blad, dat omgeslagen en waarvan de randen zamengelijmd zijn door eene uit het ligchaam van het diertje afgescheiden stof, of uit andere onder zijn bereik liggende materialen, kleine vezelen, slijk- en zandkorrels enz. Deze kokertjes zijn vastgehecht aan wier of aan een polypensteel, en zijn dan eens rolrond (die van Podocerus funula, Z. fig. C) dan weder laagsgewijs opgebouwd en daardoor als het ware uit ringen zamengesteld (die van Siphonocetus crassicornis, z. fig. A), of eindelijk zij hebben eene peervormige gedaante, met eene zijdelingsche opening, wanneer zij geheel voltooid zijn (die van Podocerus pulchellus, z. fig. B).

Larven van watermotten

Larven van watermotten (Pryganidae) in hare kokers.

Trouwens wij behoeven niet naar de zee te gaan om soortgelijke nestjes te zien, gebouwd door dieren, welke behooren tot de met de orde der schaaldieren na verwante orde der insekten. Schier in alle onze slooten is daarvan een overvloed te vinden. Ik bedoel de larven of maskers der watermotten, ook wel kokerjuffers (Phryganidae) genoemd.

  1. Ann. a. Magaz. of Nat. History. 3d. Ser. 1858, I, p. 161, vertaald in Annal. d. se. natur. 4me Ser. part. zool. IX, p. 255.