Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/345

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
317
DE SPINNERS ONDER DE DIEREN.

te voorschijn treedt, over zijne buikoppervlakte uit te breiden. Is zoo deze bovenste laag gevormd, waartoe omstreeks een half uur gevorderd wordt, dan draait de kever zich om en begint nu op gelijke wijze de onderste laag, die de bodem van het nestje worden moet, te vervaardigen, maar, terwijl hij dit doet, verbindt hij tevens de beide helften met elkander. Binnen omstreeks vijf kwartier is langs dien weg een blinde zak onstaan, welke het groote achterlijf van het dier geheel omgeeft. Nu begint het zich met veel behoedzaamheid uit dien zak terug te trekken, en, terwijl het dit doet, legt het tevens zijne eitjes daarin, omstreeks vijftig in getal. Met dit belangrijke werk verloopen een paar uren, en dan, geheel vrij geworden, gaat de kever over tot het sluiten van zijn nestje door in de rondte gesponnen draden, waardoor de opening al kleiner en kleiner wordt. Het laatste gedeelte der sluiting wordt nog versterkt door eenige van boven naar beneden en van beneden naar boven gesponnen draden, waardoor een driehoekig plaatje ontstaat, dat de grondslag is, waarop het mastje moet worden opgetrokken. Ook dit wordt uit spinsel vervaardigd. De kever stelt het geheel zamen uit op en neer loopende draden, eerst het breedere benedeneinde, vervolgens al hooger en hooger opwerkende, totdat het eindelijk zijne volle lengte bereikt heeft, en het dier het zoo kunstig gebouwde hulkje, dat de


Hydrophilus piceus, het mastje van zijn onder aan een blad bevestigd nestje vervaardigende.