Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/347

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
319
DE SPINNERS ONDER DE DIEREN.

vergeeflijk. Het geheele nestje heeft namelijk eene kom- of bekervormige gedaante en schijnt bij eene oppervlakkige beschouwing enkel te bestaan uit glinsterend witte zijde, waarvan de uiterst fijne draden een los vilt— weefsel daarstellen.


Bij naauwkeuriger onderzoek blijkt echter, dat alleen de buitenste en binnenste lagen aldus zamengesteld zijn en dat daartusschen de regelmatig aaneengevoegde cocons liggen, welker wanden door een digter spinsel gevormd zijn, terwijl elke cocon (zie a, waar eene vergroot is afgebeeld) een bol dekseltje vertoont, dat alleen op één punt, als door een hengsel van zijden draden, met het overige der cel zamenhangt en dus gemakkelijk kon worden opgeligt, toen de gevleugelde diertjes hunne gevangenis verlieten.

 

Verlaten wij echter thans de klasse der insekten om nog even den blik te werpen op andere dieren, van welke welligt vele mijner lezers niet verwachten zullen, dat ook deze tot het gild der spinners behooren. Ik bedoel de "Weekdieren (Mollusca) . Onder dezen zijn er velen, die spinnen, en zij wenden dit vermogen tot het bereiken van zeer verschillende oogmerken aan.

Allen kennen wij het slijm, dat de gewone slakken als een spoor achter zich laten. Dit slijm wordt afgescheiden aan de oppervlakte van haar ligchaam, en deze afscheiding ontbreekt ook