Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/364

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
336
DE WASFABRIKANTEN ONDER DE DIEREN.

binnenwanden effenen en glad maken; daartoe bijten zij alle naar binnen stekende houtspaandertjes en stroohalmpjes af en bedekken vervolgens de geheele binnenvlakte met een vernis. Dat vernis, dat den naam van »voorwas" (propolis) draagt, wordt door haar vergaderd van de knopjes van wilgen, populieren, kastanjes en andere boomen, die, gelijk men weet, met eene laag eener kleverige stof bedekt zijn, welke half vloeibaar als terpentijnbalsem is en zich even als deze tot draden laat uitrekken.

De bijen nu verstaan de kunst om deze stof van de knoppen en jonge bladeren met haren mond af te nemen, er hare korfjes of verbreede scheenen mede te beladen en later haar tong te bezigen als ware deze eene verwkwast, waarmede het vernis over alle voegen en reten wordt uitgestreken.

Ook nog later maken zij dikwerf van dezelfde voorwas gebruik om de openingen van den korf te vernaauwen of hier of daar kleine gaatjes of tusschenruimten te digten, of eindelijk om daarmede voorwerpen te omhullen, die haar in den weg of schadelijk zijn, maar wegens hunne grootte niet uit den korf kunnen verwijderd worden. Zoo b.v. weten zij op die wijze slakken, die in den korf gedrongen zijn, onschadelijk te maken. Wel bezitten zij in hare angels een voldoend middel om deze en andere indringers te dooden, doch de lijken van dezen gaan tot verrotting over en zouden de lucht in den korf verpesten. Dit nu beletten de bijen door eene bekleeding met voorwas. Is het een huisjesslak, dan plakken zij eenvoudig de opening van het huisje daarmede toe; is het daarentegen eene naakte slak, dan hullen zij haar daarmede geheel in.

Reeds dit doet ons in de handelingen der bijen iets meer dan een bloot instinkt vermoeden. Het volgende leert, dat zij inderdaad in dit eerste tijdperk harer werkzaamheden door andere beweegredenen geleid worden. Knight had eenen boom, die voor een gedeelte van zijne schors beroofd was, op de plaats der wond bestreken met een mengsel van was en terpentijnolie, dat werkelijk dezelfde diensten als de van knoppen en bladeren verzamelde voorwas kon bewijzen. De bijen althans schenen daar zoo over te denken, want, afwijkende van den gewonen weg, die haar de natuur ter inzameling dier stof heeft aangewezen