Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/365

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
337
DE WASPABRIKANTEN ONDER DE DIEREN.

maakten zij van den ontdekten schat een gretig gebruik en zamelden hem op de gewone wijze in.

Die wijze van inzameling is trouwens reeds op zich zelve merkwaardig genoeg, daar zij op eene doelmatige verdeeling van den arbeid wijst. Straks reeds zagen wij daarvan bij de hommels een voorbeeld. Even als deze elkander de mosbundeltjes overreiken, zoo doen ook de bijen ten opzigte van de voorwas. Knight zag namelijk, dat eene werkbij eerst een stukje met hare kaken los maakte, dit met de voorpooten pakte, van welke de middelpooten het overnamen, die het dan eindelijk op de achterpooten overbragten. De bij vloog dan echter niet met haren last weg, maar eene andere bij nam dien van haar over, en zoo deed eene tweede, eene derde, met een woord de bijen deden, zooals ook onze arbeiders wel doen, wanneer een hunner gestadig voortgaat met het maken van pakken, die door anderen worden weggedragen.

Deze eerste werkzaamheden der bijen getuigen echter nog geenszins van haar verwonderlijk kunsttalent, waardoor zij als bouwkunstenaars den eersten rang onder de dieren innemen. Dat haar die plaats toekomt, blijkt eerst bij de beschouwing der door haar gebouwde, uit was zamengestelde raten. De bijen hebben daarin werkelijk de oplossing geleverd van een wiskunstig vraagstuk, dit namelijk: «eene zekere hoeveelheid was gegeven zijnde, hoe kan daaruit het grootst mogelijk getal van cellen, elk van eene bepaalde grootte, vervaardigd en deze tevens zoo aaneengevoegd worden, dat zij de geringst «mogelijke ruimte innemen?" Voor het doel, waartoe deze cellen bestemd zijn, t.w. voor het opnemen der eijeren, tot verblijfplaatsen der larven of als magazijnen van honig, konden de cellen even goed vierkant, rolrond of onregelmatig bolrond, zooals bij de hommels, zijn. Maar de bijen zijn veel zuiniger dan deze; de door haar eigen ligchaam voortgebragte was is eene kostbare zelfstandigheid, die slechts in geringe hoeveelheid wordt afgescheiden en waarvan zij het best mogelijk gebruik trachten te maken. Nu is het duidelijk, dat de zeshoekige gedaante der cellen aan de bovengestelde voorwaarden beter voldoet dan eenige andere. Dit is echter geenszins het voornaamste blijk van het mathematisch genie der bijen. Veel sprekender nog