Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/419

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
3
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

toebehoord. Gaudry vermoedt, dat dit een Dinotherium is geweest. Indien dit vermoeden zich bevestigt, dan zoude dus het Dinotherium een viervoetig dier zijn geweest en wel een zoodanig, dat, door de geweldige lengte zijner ledematen, zeer afwijkt van de zeehonden en walrussen, met welke men tot dusverre waande, dat het nog de meeste overeenkomst had.

Verder stippen wij hier nog aan, dat door gaudry nog eene groote menigte van overblijfselen van zoogdieren uit verschillende oorden zijn opgedolven; zoo niet minder dan zeventien schedels van apen, talrijke beenderen van verschillende roofdieren: hyaena's, Thalassictis, Pseudocyon, Viverra, vier geheele schedels van Sus Erymanthius, zes dergelijke van Rhinoceros met talrijke beenderen van alle deelen des ligchaams, twee onderkaken van eene nieuwe soort van Palaeotherium, een boven- en onderkaak van een jong Dinotherium, de schedels en vele andere beenderen van twee soorten van Giraffe en talrijke overblijfselen van Antilopen. Ook zijn door hem de beenderen gevonden van een vogel uit de orde der Gallinaceeën en drie fossile schildpadden.

In eenen lateren brief zegt gaudry (C. rend., LI, p. 500), dat hij, in de jaren 1855 en 1860 te zamen, te Pikermi de overblijfselen heeft gevonden van 22 apen, 12 rhinocerossen, een macrotherium, 2 dinotheriums, 5 mastodonten, 7 zwijnen, 10 giraffen, bijna 100 antilopen en even zooveel hipparions. De beenderen liggen begraven in eene roode leemlaag van 25 ellen dikte. Gaudry houdt het er voor, dat de dieren, waaraan deze beenderen hebben toebehoord, leefden op een tijdstip, toen Griekenland zich door den archipel heen tot aan Azië uitstrekte en zoo een groot vast land bestond, waarop zij zich vrijelijk konden verbreiden. Toen een groot deel daarvan onder de zee verdwenen was, stierven diegene, welke den Pentelicus waren overgegaan om de overstrooming te ontvlugten, door gebrek aan ruimte en voedsel, en hunne beenderen werden allengs naar hunne tegenwoordige ligplaats medegevoerd door de waterstroomen, die van den Pentelicus afdaalden.

Dat gedeelte der verzameling, hetwelk dit jaar door hem is bijeengebragt, vult niet minder dan drieënveertig kisten. De Grieksche regering wilde aanvankelijk hare toestemming tot uitvoering van zooveel beenderen niet geven. Eindelijk echter stond zij deze toe, onder voorwaarde, dat de doubletten naar Athene zouden worden teruggezonden.

 

Wet van Prout aangaande de atoomgewigten.—Prof. stas heeft (Bulletin de l'académie royale de Belgique, 2me Serie, tome X, no. 8) eene reeks van met zeer groote voorzorgen genomen proeven en hare uitkomsten beschreven, ter bepaling van het atoomgewigt van eenige enkelvoudige ligchamen. Zijn doel was daarmede om voor goed te beslissen aangaande de geldigheid der