Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/498

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
82
ALBUM DER NATUUR.

leidsche flesch geschiedt, behoort voor te stellen, gelijk die reeds vroeger door hem was aangegeven en thans door de vervolgens beschreven proefnemingen wordt bevestigd.

Die ontlading kan op drieërlei wijzen plaats hebben, al naar den aard des geleiders. Is deze kort en van geringen wederstand, dan is de ontlading golvend (oscillatorisch). Hetgeen hierbij geschiedt laat zich het gemakkelijkst in woorden uitdrukken, als men elke ontlading zich voorstelt als een naar elkaar toestroomen der twee tegenovergestelde elektriciteiten. Als deze in het gegeven geval elkander in het midden des geleiders hebben bereikt, houdt hare beweging niet op: zij gaan, als waren het inerte stofdeelen, die zich bewegen, elkander voorbij, zoodat de flesch in het opvolgend tijddeel eene tegenovergestelde lading verkrijgt, die zich weder en op dezelfde wijze ontlaadt, waardoor de flesch evenals in den oorspronkelijken toestand wordt geladen, en zoo voort. Kon er nu een geheel wederstandslooze, een absolute geleider bestaan, dan zou elke dier ladingen even sterk zijn als de voorgaande en dus de heen- en weergaande beweging der elektriciteit nooit ophouden. Maar ook zelfs bij den besten geleider geschiedt dit niet: bij elke strooming wordt een deel der levendige kracht, die de E voortdrijft, verbruikt—in warmte omgezet—, elke lading is dus zwakker dan de voorgaande, zoodat de beweging der elektriciteit ook in zulk eenen geleider zeer spoedig onmerkbaar moet worden. Vergroot men nu den wederstand des geleiders, dan wordt het aantal dier golvingen geringer, totdat er eindelijk slechts één plaats grijpt. Dan begint de ontlading enkelvoudig of aanhoudend (continuirlich) te worden, en bij toenemenden wederstand blijft zij dit, totdat zij in de tusschenpoozende of afgebrokene (intermittirende) overgaat. De ontladingsvonk is dan eene sissende, van geringere lichtsterkte, die, in den draaijenden spiegel onderzocht, uit eene menigte enkele vonken blijkt te bestaan. Wat zich dan daarbij telkenmale ontlaadt is niet regtstreeks de flesch, maar de daardoor geladen knoppen of bollen van het vonken-apparaat, wier lading niet snel genoeg geschieden kan om die ontlading eene aanhoudende te doen zijn.

Na het vernemen van deze beschouwing, die altijd hoogst opmerkelijk blijft, al behoeft zij hier en daar nog eene aanvulling en al wordt ook feddersen zelf later door de onverbiddelijke logica der feiten gedrongen haar in eenig opzigt te wijzigen, gelijk ons zeer mogelijk voorkomt, moeten wij zeer kort zijn in het vermelden der resultaten van zijne proefnemingen. Deze werden verkregen door de ontlading van een tot zestien leidsche flesschen, elk van ongeveer 20 □ palmen bekleed glas, met tusschengevoegde wederstanden, die zeer konden veranderd worden, zonder de lengte der baan aanmerkelijk te wijzigen, welke de ontlading telkens te doorloopen had, omdat zij voortgebragt