Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
87
MET DE NATUURLIJKE GESCHIEDENIS VAN DEN MENSCH.

b.v, gebezigd worden om groot, grootheid, grootelijks, groot zijn uit te drukken; wat het bepaaldelijk uitdrukt, wordt alleen door de plaats, die het in een zin inneemt, bepaald.

De tweede typus, waar twee of meer wortels zamensmelten om een woord te vormen, waarvan de eene zijne onafhankelijkheid blijft bewaren, en de andere in eenen uitgang verandert, welke geene zelfstandige beteekenis meer bezit, deze tweede typus, zeg ik, heeft den naam van zamengesmolten of aanklevend verkregen. Tot dezen typus behooren vele talen in Azië, de talen der Mongoolsche volken, der Samojeden, der Tungusen. Onder de in Europa gevestigde volken vinden wij dezen typus in de Hongaarsche, de Finsche, de Laplandsche en Turksche taal.

De derde typus, dien men voor den volkomensten houdt, is die der verbuiging. Hier kunnen beide bestanddeelen van het woord, beide wortels, die zamensmelten, verandering ondergaan en beide hunne onafhankelijkheid, hunne zelfstandige beteekenis verliezen. Het is tot dezen typus, dat de, vroeger door ons als Indo-Germaansche talen[1] besproken taalstammen behooren, en het is nu tevens blijkbaar, waarom nieuwere schrijvers tegen deze benaming, even als tegen die van Indo-Europische talen, gewigtige bedenkingen hebben ingebragt. Want in de eerste plaats is het moeijelijk onder den naam van Indo-Germaansche _ talen de Slavonische of Grieksche talen op te nemen, en evenzeer is het bedenkelijk om de benaming van Indo-Europische talen aan te nemen, daar althans sommige Europische talen niet tot dezen, maar tot den vorigen typus behooren. Het is dan ook daaraan toe te schrijven, dat men den naam van Ariaansche talen thans de voorkeur geeft, die, wanneer hij ook willekeurig gekozen was, echter het voordeel heeft van althans geen verkeerd begrip te doen ontstaan.

De verkeerdelijk dus genoemde Indo-Germaansche talen zijn echter niet de eenige, die tot dezen derden typus behooren. Er wordt ook

  1. Reeds hamaker zeide in zijne Akademische Voorlezingen over het nut en de belangrijkheid der grammatische vergelijking, enz. Leiden, 1835, bl. 7: "De benaming is hoogst gebrekkig, omdat men niet gewoon is Celten. Grieken. Romeinen of Slavoniërs onder den naam van Germanen, of Perzianen onder dien van Indiërs te begrijpen."