Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
89
MET DE NATUURLIJKE GESCHIEDENIS VAN DEN MENSCH.

't geen dikwerf zoo gewijzigd is, dat het niet meer als zoodanig herkend en eerst door vergelijkend onderzoek weder gevonden kan worden. Max müller heldert dit onder anderen op met een voorbeeld, dat wij te eerder overnemen, omdat het eene taal betreft, die algemeen bekend is. Het is de toekomende tijd in de Fransche taal. Er is geene gelijkheid tusschen het Latijnsch amabo en het Fransch j'aimerai. Hier hebben wij eenen nieuwen grammatischen vorm, die in lateren tijd ontstaan is. Hoe ontstond die uitgang rai? Even als aan een organisch wezen heeft men aan de taal eenen groei en eene ontwikkeling toegedicht, waardoor al de veranderingen als loten en knoppen uit den stam der taal zouden voortspruiten. Anderen hebben menschelijke uitvinding te hulp geroepen, alsof de vorming der taal door eene bijeenkomst, eene vergadering, die daarover als over de grondwetten en inrigting van eenen staat raadpleegde, tot stand was gebragt. Maar om bij ons voorbeeld te blijven, in het Fransch, gelijk in andere Romanische talen, zijn de uitgangen van den toekomenden tijd dezelfde als die van het hulpwerkwoord hebben:

j'ai vinden wij terug in j'aimer-ai
tu as vindenwijterug in tu aimer-as enz.[1].

Wij hebben dan in alle talen slechts met wortels te doen, en deze wortels, de oorspronkelijke bestanddeelen der talen, zijn in de monosyllabische taal der Chinezen zonder verbinding nevens elkander geplaatst. In de agglutinerende talen zijn die bestanddeelen verbonden, maar zóó, dat men de voegen en naden nog duidelijk ziet. Eerst in de verbuigende talen zijn zij zoo innig vereenigd, dat ze slechts door het mikroskoop van den vergelijkenden taalkenner ontdekt kunnen worden, en hunne oorspronkelijke beteekenis dikwerf verloren hebben.

Welke waren nu die oorspronkelijke woorden of wortels, en welke beteekenis hadden zij? Er zijn twee verschillende meeningen omtrent de eerste woorden, die beide slechts eene betrekkelijke en ondergeschikte waarde hebben, en volstrekt geene algemeene toepassing toe-

  1. In de Provençaalsche taal vinden wij dat af in den toekomenden tijd afgescheiden van de onbepaalde wijs b.v. dir vos ai in plaats van je vous dirai. Er kan dus geen twijfel bestaan, of het Fransch futurum was oorspronkelijk eene zamenstelling en de uitdrukking ik heb te zeggen had daarin de beteekenis verkregen van ik zal zeggen. M, müller, p. 217.