Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/174

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
154
OVER DEN VERMOEDELIJKEN OUDERDOM

groot de ophooging is, welke de Nijloevers ten gevolge der jaarlijksche overstrooming binnen een bepaalden tijd ondergaan, dan kan men daaruit, dus zegt men, gemakkelijk berekenen, hoe lang het moet geleden zijn, dat eene dieper liggende laag van dienzelfden bodem uit het nijlwater is afgezet. De Fransche natuurkundigen, die den Egyptischen veldtogt onder bonaparte bijwoonden, bepaalden die ophooging op 5 duim in eene eeuw; horner stelt haar, voor Memphis, op 34 Eng, duim. Nu werd bij Memphis uit eene diepte van 39 voet in zuivere nijlslib een stuk steenbakkerswerk opgehaald, dat volgens de op de aangevoerde gegevens berustende rekening van horner daar meer dan 13000 jaren moet gelegen hebben. Het is ongetwijfeld niet op die plaats vervaardigd of daar nedergeworpen; het is afkomstig uit het hooger gelegen nijldal, met den stroom des Nijls benedenwaarts afgevoerd, en op de delta uit het nijlwater bezonken. En dit stuk gebakken steen, even als meer dergelijke, soms hooger, soms veel dieper in den bodem der delta gevonden, bewijst dan, dat voor ten minste 13000 jaren het hoogere gedeelte van Egypte door menschen moet zijn bewoond geweest.

Deze wijze om den ouderdom te bepalen van zekere beddingen of aardlagen, of liever om te berekenen, hoe langen tijd de eene of andere laag noodig heeft gehad om uit het water te bezinken, wordt door de geologen meermalen aangewend, en het is niet te ontkennen, dat zij in vele gevallen volkomen voldoende is, om bij benadering dien tijd te leeren kennen. Intusschen moet men naar mijn gevoelen hierbij toch steeds in het oog houden, dat het volstrekt niet zeker is, dat de omstandigheden, onder welke in overoude tijden zich het bezinksel heeft gevormd, volstrekt dezelfde zijn als die, onder welke heden ten dage dat zelfde natuurproces voortgezet wordt, en dat er derhalve mogelijkheid bestaat, dat de resultaten van dit laatste toen en nu verschillen kunnen. Heeft b.v. de Nijl altijd dezelfde stroomingssnelheid bezeten? Is de hoeveelheid water, die hij medevoerde, altijd dezelfde geweest? Hebben altijd dezelfde gesteenten de stof geleverd voor de slib, die de Nijl aan hare uitmonding in de zee liet bezinken en zijn die gesteenten altijd even hard geweest? Ieder gevoelt, dat indien eene of meer van deze omstandigheden vroeger