Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/201

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
181
VICTORIA REGIA.

De bladstelen, waarop de kolossale bladschijven rusten, zijn fraai purperrood en ook al met ontelbare fijne stekels bezet. Op eene dwarse doorsnede ontdekt men daarin vele luchtkanalen, die wel is waar in uitgebreidheid verschillen, maar toch altijd regelmatig ge — groepeerd zijn. De lengte dier bladstelen hangt voor een groot deel af van de hoogte des waterspiegels en kan 15 à 16 voet bereiken; hunne dikte wisselt af tusschen ¾ en 1½ Par, duim. Zij zijn niet in 't midden, maar aan de eene zijde iets meer naar den omtrek der bladschijf ingeplant.

Wij hebben tot hiertoe nog slechts kennis gemaakt met den wortel, den stam en de bladen der Koninklijke Waterlelie, het wordt dus tijd, dat wij ook hare bloem aan een ietwat naauwkeuriger onderzoek onderwerpen.

De bloemknoppen der Victoria ontstaan, evenals die van alle andere Waterleliën, en in tegenoverstelling van hetgeen men bij de meeste andere planten gebeuren ziet, niet ín, maar naast de oksels der bladen, en zijn dus geplaatst in eene spiraal, evenwijdig aan die der bladen zelve. Men ontwaart hen, door het water heen, gewoonlijk niet vóór zij de grootte van een klein hoenderei bereikt hebben, en ziet hen in dezelfde mate zwellen als zij de oppervlakte des waters meer nabij komen. Gewoonlijk is die oppervlakte 8 — 14 dagen nadat men den knop het eerst bespeurde, bereikt of zelfs overschreden, en hiermede dan tevens aangekondigd, dat de ontluiking op den derden dag na dit tijdstip zal plaats hebben, altijd in de vooronderstelling, dat licht en warmte hun invloed krachtig doen gelden. Op den dag, waarop de bloemknop den waterspiegel het eerst overschrijdt, verheft hij zich daarboven niet hooger dan 13 zijner lengte; eerst den volgenden dag wordt hij geheel zigtbaar, nogthans slechts voor den tijd van eenige weinige uren, vallende in den voormiddag (meest tusschen 7 en 9 ure), waarna hij weer halverlengte onderduikt. Gedurende dien geheelen tweeden dag is de knop onrustig en beweegt hij zich heen en weêr in een halven cirkel. Tegen de avondschemering houdt alle beweging op; doch op den derden dag, gedurende welken de knop tot aan den eijerstok boven het water uitsteekt, begint zij op nieuw en wel tot bijna op het oogenblik dat de ontplooijing der kelkbladen een aanvang neemt.