Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/235

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
213
HET LANDSCHAP.


landschap worden afgewisseld door de regtlijnige, scherp begrensde omtrekken van het werk des menschen, De natuur heeft een deel van hare regten aan den mensch afgestaan en de mensch eischt van haar niet meer dan hij voor zijne instandhouding noodig heeft. Zulk een zamenzijn kan eeuwen zonder verandering duren en na langen tijd is het, of beide partijen tot één geheel zijn zamengesmolten, gelijk twee hoog bejaarde echtgenooten, die door het langdurig zamenzijn elkander sprekend gelijken.

Er zijn in de landelijke dalen van Normandië kleine, stille afgelegene dorpjes, wier graauwe huisjes zoo natuurlijk rondom den eerwaardigen, beschermenden kerktoren zijn geschikt, en die het voorkomen hebben als waren zij tegelijk met de heuvels en de boomen door de natuur voortgebragt. De groen en graauw bemoste daken zijn digt met huislook en andere wilde planten begroeid, terwijl breede zoden van Iris de dakvorsten van het eene einde tot het andere bedekken, en in het voorjaar de daken met hare duizende groote blaauwe bloemen versieren. In zulk een landschap ziet men eene aangename overeenstemming tusschen natuur en mensch, eene vreedzame verbroedering, die kalmte geeft aan het gemoed. Staat het landschap in zijn woesten, oorspronkelijken vorm magtig boven den mensch of dreigend tegenover hem, hier heeft het eene gemengde uitdrukking. De idyllische natuur is in de plaats gekomen van de romantische.

Hoewel de bergen, de plantengroei en het water hun karakter niet verliezen, moeten zij in het idyllische landschap een gedeelte van hun invloed aan de ondergeschiktere kenmerken afstaan, omdat deze eene naauwere betrekking hebben tot den mensch en zijne huishouding. Van daar een grootere rijkdom, eene bevallige en lagchende afwisseling. Zagen wij straks de forsche tafereelen van salvator rosa, claude lorrain en ruysdael, hier aanschouwen wij de bezielde landschappen van berchem, hobbema en poussin. Bernardin de st. pierre schildert ons het idyllische landschap in zijne eerste wording, waar hij de woonplaats van paul en virginie aldus beschrijft:

"Les ravins bordés de vieux arbres inclinés sur leurs bords formaient des souterrains voûtés, inaccessibles à la chaleur, où on allait prendre le frais pendant le jour. Un sentier conduisait dans un bosquet d'arbres