Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
7
KLEUREN.

zigd al naar de kleur, hetzelfde. Hieruit blijkt ten duidelijkste, dat eene gekleurde oppervlakte alleen dáárom zich gekleurd vertoont, omdat zij van het mengsel van stralen van allerlei kleur, dat er als wit licht op valt, alleen sommige van bepaalde kleur terugkaatst. De andere worden opgeslorpt, zooals men het noemt, uitgedoofd zou men kunnen zeggen. Het ontstaan van alle kleuren vindt dus in het kleurenbeeld zijne verklaring.

Men kan dit kleurenbeeld ook in het oog opvangen in plaats van op een wit scherm. Zoo zelfs is de proefneming veel gemakkelijker te doen, omdat men er nu geen volkomen donker vertrek voor behoeft. Men plaatst dan het prisma voor het oog en ziet daardoor naar een helder verlicht klein wit plekje op een zwart vlak geplaatst, of naar eene kleine opening in een overigens ondoorschijnend vlak, door welke opening licht heen schijnt. Er behoort slechts eenige oefening toe, om door het prisma het bepaalde punt in 't oog te krijgen; door den veranderden gang van de lichtstralen daarin, moet men het namelijk op eene geheel andere plaats zien, dan waar het zich werkelijk bevindt. Maar deze verkrijgt men spoedig en dan vertoont zich het verschijnsel ook op deze wijze in al zijnen glans.

Op een ding evenwel moet men bij beide wijzen van het voort te brengen bedacht zijn: om het kleurenbeeld zoo zuiver mogelijk te verkrijgen, moet de opening, waardoor het zonlicht in het donker vertrek komt, of moet het witte vlekje, dat men door het prisma beschouwt, zoo gering mogelijke afmetingen hebben in die rigting, waarin het zich verbreed zal vertoonen. Men kieze dus voor dit vlekje een ten hoogste 2 Ned. strepen breed reepje helder wit papier of beter carton, legge dit midden op een vel dof zwart papier en plaatse het op eene tafel, die voor een raam staat, waardoor het volle daglicht op het reepje kan schijnen. Is nu de langste afmeting van dit reepje evenwijdig met het raam, plaatst men zich voor de tafel op een geringen afstand daarvan, met het aangezigt naar het raam gekeerd, en houdt men een prisma horizontaal voor het oog, met den kant der beide vlakten, waardoor men heen ziet, naar boven gerigt, dan zal men zeer spoedig het kleurenbeeld van het reepje in het oog krijgen na eenig draaijen en op en neder bewegen van 't