Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1862.djvu/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
26
DE JONGSTE ONTDEKKINGSREIS IN HET

uitkomsten van stuarts reis bekend was, zich daarover aldus uit:

"Het van stuart ontdekte land is niet de onvruchtbare woestijn, die men vermoedde; vele streken zijn wel ongeschikt voor bebouwing van den grond, maar een groot gedeelte zal als weide voor het vee te gebruiken zijn. Slechts op eene uitgestrektheid van ongeveer 60 Engelsche mijlen was stuart buiten staat water te vinden. Op vele plaatsen is er voortreffelijk gras, ofschoon ook veel spinifex gevonden wordt. Men zag prachtige eucalypten en andere boomen, waaronder ten minste vier soorten van palmen waren. Het getal der inboorlingen scheen niet groot te zijn, totdat stuart aan het verste punt zijner reis kwam; toen kwamen zij in zoo groote menigte te voorschijn en boden zulk eenen krachtigen tegenstand, dat stuart van zijne wapens gebruik moest maken. Naar alle waarschijnlijkheid wordt een weg geopend, op welken paarden naar het noorden vervoerd kunnen worden om ze vandaar naar Indië over te schepen. Het gewigt dezer ontdekkingen geldt alle Australische koloniën en zal waarschijnlijk de vestiging eener nieuwe kolonie in het noorden ten gevolge hebben."

Een Zuid-Australisch dagblad deelde toen reeds over deze ontdekkingsreis de volgende opmerking mede: "Het binnenland is geene lage zee, noch eene onvruchtbare woestijn; het is integendeel eene hoog gelegene streek, over 't algemeen vruchtbaar en doorgaans niet geheel van water verstoken. Het ministerie, hetwelk in het bezit is van het geheim van den heer stuart, heeft zich wel verbonden dit thans niet te verraden; maar gedurende de debatten in het parlement vernam men genoeg om de bovenstaande beschrijving te regtvaardigen; ook stemmen de mondelinge mededeelingen der drie koene reisgenooten daarmede overeen. Op de geheele reis veroorzaakte eene landstreek van ongeveer 60 mijlen breedte, die wel geene woestijn, maar geheel waterloos was, het grootste bezwaar. Het grootste gedeelte van het bereisde land is in staat menschen te voeden, want het is van inboorlingen bewoond. Deze waren alle volkomen vriendschappelijk gezind en bewezen den reizigers de grootste diensten, terwijl zij hen van dierlijk voedsel voorzagen. De oorlogzuchtige stam, die stuart tot den terugtogt dwong, was de eerste, die vijandelijk optrad. De grond moet weelderig met bekende en onbekende grassoorten