Pagina:Arbeiders.djvu/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
98

moeten zijn. Onder de laatsten ben ik zoo vrij den Redacteur Mortensen te noemen, een' man, die ongetwijfeld...."

"Die met de lucifers! Neen.... weet gij...."

"Ik wil u iets in vertrouwen meedeelen," fluisterde de minister hem in 't oor, die man heeft, wat zijn verleden ook geweest is, eene schitterende toekomst vóór zich. Hebt gij notitie van zijne courant genomen? Ik durf u zeggen, dat zijn blad grooten invloed.... ja, zeer grooten invloed zal verkrijgen."

Juist kwam Mo met eenige papieren binnen.

De groothandelaar was volstrekt niet met de audientie, die hem gegeven was, tevreden. In plaats van den anderen het mes op de keel te hebben gezet, was hij met dezen in eenen woordentwist geraakt, waarin hij, volgens gewoonte, aan het kortste eind had getrokken. Toch wilde hij niet weggaan zonder zijne kaart te hebben uitgespeeld en daarom zeide hij, zoo dat de minister het alleen kon hooren: "ik wil alleen maar zeggen, dat ik op uwe stem zeker reken."

Het was den minister of zijn hart een oogenblik ophield te kloppen. Falck-Olsen's geelachtige oogen zagen hem aan, zooals zij zulks gewoonlijk deden, wanneer er van "contante voorschotten" of dergelijke onaangename zaken sprake was. Hij stak hem echter heel vriendschappelijk de hand toe, toen hij in de deur afscheid van hem nam. "Nu ja beste vriend, komen die tijden, dan komen die plagen.... en ik ben er zeker van, dat wij voor dien tijd het op alle punten eens zullen worden."

De heer Falck-Olsen bromde iets tusschen de tanden, wat niet gemakkelijk viel te begrijpen, en de minister was overtuigd, toen de groothandelaar de deur der kamer achter zich toe trok, dat het de volgende maal niet zoo malsch zou toegaan.

Hij wendde zich nu tot Mo, nam de papieren en legde ze met onverschilligen blik op de tafel.