Pagina:Arbeiders.djvu/101

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
99

"Hebt gij de rekeningen meegebracht?" Mo haalde zeven of acht rekeningen voor den dag.

"Al te veel, al te veel.... meer dan de afspraak is," riep de minister boos uit. "Zeg aan Madam Gluncke dat zij niet aan al hare nukken moet toegeven, dat gaat volstrekt niet aan."

"Ja, Excellentie," zeide Mo op klagenden toon, ik preek voortdurend hetzelfde, maar Malle Bimbam beweert.... "

"Wie?" vroeg de minister op strengen toon.

"O, neem mij niet kwalijk, Excellentie, ik wil zeggen, madam Gluncke beweert, dat zij het tegenwoordig allen zoo hebben."

"Hm! " viel hem de minister in de rede, en hij opende eene kleine lade van zijne schrijftafel.

Terwijl hij bezig was het geld te tellen, zeide Mo: "weet uwe Excellentie met wien de hoofdcommies Delphin veel omgaat?"

"Nu, met wien?"

"Met den ouden Hansen."

"Den ouden Hansen, daarbinnen?"

"Ja, onlangs was de hoofdcommies den geheelen avond bij Hansen en toen hij weg ging, stopte hij de vrouw van Hansen veertig kronen in de hand. Ik weet het positief," voegde hij er bij.

Nergens vertrouwbare lui, waar men ook om zich heen ziet," mompelde de minister, terwijl hij de bankbilletten aan Mo ter hand stelde. Ja, dat is waar ook, daar valt mij iets in, waarnaar ik je wou vragen. Je hebt eene zustersdochter bij je aan huis, is niet, Mo?"

"Een broersdochter, Excellentie."

"Nu dat is hetzelfde .... het is mijn wensch, dat gij ze wegzendt, hebt gij 't verstaan? Gij kunt in de andere kamer wachten, tot ik schel."

De minister ging voor zijne schrijftafel zitten, maar de bode Mo bleef wachten.