Pagina:Arbeiders.djvu/151

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
149

weg naar huis in. Mevrouw Falck-Olsen had de woordenwisseling van de heeren met belangstelling gevolgd. Zij wisselde eenen beteekenisvollen blik met den minister en hij knikte bevestigend.

"Kunnen wij er zeker van zijn?" vroeg zij.

"Geheel zeker, als hij zich verstandig gedraagt; dat is te zeggen.... na verloop van eenigen tijd."

"Nu dan zal ik de zaak wel opknappen," antwoordde zij.

"Ja, zoo gij dat kondt beste mevrouw," riep de minister met warmte uit. Hij wilde hare hand grijpen maar die zat onder den regenmantel zoodat zij met een hoofdknik afscheid moesten nemen.

Toen Mevrouw Falck-Olsen thuis was gekomen, vond zij haren man met den hoed op in zijne kamer schrijven, zij hoorde de pen krassen.

"Je schrijft.... Ole Johan!" vroeg zij op schijnbaar onverschilligen toon.

"Ja.... ik schrijf naar het kantoor, dat de rekening van Bennecken van middag opgemaakt moet worden, dadelijk geen oogenblik mag het verschoven worden."

"Ja, dat kan ik mij voorstellen, want je bekommert je natuurlijk niets om zijn aanbod."

"Aanbod! welk aanbod?"

"Och, je hebt toch altijd den gek geschoren met al die kinderachtigheden," ging mevrouw voort, terwijl zij haren regenmantel afdeed.

"Maar wat bazel je dan toch? wat meen je?"

"Begreep je het werkelijk niet?" vroeg mevrouw, en zij deed of zij een en al verbazing was.

"Wat begreep ik niet? wat praat je toch voor domme dingen?" riep hij uit, en draaide naar haar toe.

"Wel heb ik van mijn leven, begreep je werkelijk niet, Ole Johan wat de minister meende. Sloeg je er geen acht op, dat hij hier zijne hand legde?"

"Begin jij mij nu ook met die praatjes? neen, neen....