Pagina:Arbeiders.djvu/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
167

Een hevige wind woei over de klippen en huilde in het touwwerk, maar in het fjord was het water volkomen kalm. De stuurman beval het volk tusschendeks zich te reppen en alles goed vast te binden, want men zou dadelijk in volle zee zijn.

In de hut van den postbeambte lagen nog eene massa brieven door elkander. De brieven die voor 't Noorden bestemd waren, werden op zijde gelegd: eerst was het zaak voor de meer nabijgelegene stations te zorgen. Brieven van allerlei soort en met allerlei adressen waren er—leelijke, dikke, scheeve letters, die de geheele enveloppe bedekten; kleine fijne damesletters, die als vliegepootjes over het gladde velijn liepen; groote onbeduidende brieven van het een of ander bestuur in dikke grove enveloppen met lak verzegeld en portvrij; verder waren er nog loterijbrieven, minnebrieven, brieven met geldswaarde, of wel brieven waarin om betaling werd gemaand,—een geheimzinnig hoekje vol verrassingen, teleurstellingen, verdriet, verlies en onverwachte uitkomst was die kleine hut op de groote boot, waarin de postbeambte de brieven zoo vlijtig en kalm door zijne dikke vingers liet glijden. Het vaartuig begon meer en meer te schudden, zoodat hij begreep, dat men de fjord uit was. Hij verzorgde alles zoo goed mogelijk; de meeste pakketten legde hij op den grond, daar waren zij ten minste voor vallen bewaard. Daarna nam hij alles van de sofa, en met het kleine brievenpakket voor Egersund in de hand, kroop hij in een hoekje om ten minste nog een beetje te slapen. De lamp zwaaide ondertusschen voortdurend heen en weer in het toestel, waarin zij hing. Nu begon de ellende in het dames-salon eerst recht; telkens wanneer de stewardess de deur opende om zich even te verwijderen, hoorde men een jammerlijk gesteun. De onvermoeide voetganger had ook zijnen meerdere gevonden; als een beeld der ellende zat hij,