Naar inhoud springen

Pagina:Arbeiders.djvu/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
169

hoorde, dat de post misschien wel veel later zou aan komen.

"Postmeester!" riep de stuurman door een kiertje van de deur, "nu zijn wij dicht bij Egersund."

"Hier is de post," en verschrikt sprong de aangesprokene van de sofa, terwijl hij het pakket in de hoogte hield.

"Ha; ha, ha, je schijnt hem duchtig geraakt te hebben," zei de stuurman lachend, "houdt gij mij vrij voor een borrel, zoo trakteer ik op bier."

"Ja, ja," antwoordde de postbeambte nog op slaperigen toon.

De stuurman kwam fluks met eene flesch en een glas terug; zooveel plaats was er nog, dat hij de deur achter zich toe kon trekken.

"Hondeweer!" zeide hij, en terwijl hij dronk, droop het zeewater van zijne oliejas, en kon men de heldere droppels water in zijnen lokkigen baard zien glinsteren.

Plotseling hoorde men uit de machinekamer een schel klokje luiden.

"Hei ho!" riep de stuurman en zette oogenblikkelijk de flesch neer, en weg was hij. "Zijn wij er reeds! Ja, waarachtig!"

Dé postbeambte rekte zich zoo goed als de kleine ruimte zulks gedoogde uit, greep in haast de pet met gouden band, en ging met het postpakket naar het dek.

De dag brak aan; koud en nat was het, alles vertoonde zich in een droevig, grijsachtig licht. De naakte klippen zagen in de zware stormlucht geheel zwart; er viel een fijne regen. Te Egersund hield de boot maar een oogenblik stil, zij vervolgde spoedig haren weg en de beambte begon weer zijne pakketten in orde te brengen.

Toen het eindelijk dag was geworden, werden de pakketten, die langs de geheele kust bezorgd waren, geopend en de brieven werden heinde en ver verspreid. Hij, die eenen brief had verwacht, ontving er geen; hij,