Pagina:Arbeiders.djvu/239

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

237

dan gewoonlijk, en dezelfde genadige glimlach plooide zich om zijnen mond, wanneer hij op straat de voorbijgangers groette. Niettegenstaande het volkomen kalme uitzicht van den minister allen in het Departement zou hebben moeten tevreden stellen, steeg de ongerustheid meer en meer.

Iederen morgen zag men met verlangen uit naar den "Waren Vriend des Volks," maar deze bewaarde het stilzwijgen; geen heftig hoofdartikel, dat den mond der schreeuwers kon stoppen en de gemoederen tot bedaren kon brengen, verscheen.

"Maar nu wordt het toch waarachtig tijd, dat Mortensen de zaak aangrijpt;" riep de commies Orseth uit en zijne vuist viel hard op de tafel.

"Ja voor den d..... dat moet hij;" herhaalde de kamerjonker Hiorth, die, nu hij zoo hoog was gestegen, zich verbeeldde ook wat te zeggen te hebben. En het geheele Departement was het eens, dat Mortensen nu wat doen moest. Allen verkeerden in eene gespannen en heftige stemming, toen de Redacteur binnenkwam en het nog vochtige nieuwsblad op tafel wierp.

Hiorth greep de courant en las: "Greruchten-uitstrooiers en Intriganten."

"Eindelijk!" eene doodsche stilte ontstond, toen hij begon te lezen.

Eerst werd de aandacht van de lezers gevestigd, op het gebrek aan wapenen der oppositie, nu zij zich liet verleiden, in politieke quaestiën, geruchten en oudewijvenpraat te mengen. Daarna werd onder de aandacht gebracht, dat de voor het oogenblik bestaande politieke toestand ieder welgezind en verlicht burger tot tevredenheid moest stemmen.

"Dat intusschen," las Hiorth verder, maar de Redacteur trok hem de courant uit de hand: "laat mij lezen!".... "dat intusschen eene zoo alledaagsche zaak, als het